In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Elke zin heeft een persoonsvorm (pv)
Een persoonsvorm is altijd een werkwoord
Er zijn 2 manieren om de pv te vinden
Maak de zin vragend . Het woord dat vooraan komt te staan is de pv.
Voorbeeld:Mijn hond rent hard weg
Vraagproef: Rent mijn hond hard weg?
Rent = pv
Zet de zin in een andere tijd. Het woord dat meeverandert, is dan de pv
vb: Mijn zusje huilt erg hard.
tijdproef: Mijn zusje huilde erg hard. huilt = pv
De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden
1. Zoek eerst de pv uit de zin.
2. Stel dan de vraag: wie/wat + de pv = onderwerp
De oude man heeft lang geleefd.
1. zoek pv heeft de oude man lang geleefd? heeft = pv
2. Vul pv in, in de regel: wie/wat + pv
Wie/wat heeft? antwoord: de oude man