persoonsvorm en onderwerp
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe vinden we
het onderwerp en
de persoonsvorm
in een zin?
het onderwerp en
de persoonsvorm
in een zin?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Zet de zin in de juiste volgorde zodat het een ja-nee vraag wordt.
Jan
loopt
rondjes
op
school
Slide 5 - Sleepvraag
Geef de persoonsvorm van de onderstaande zin.
Op zaterdag is er een voetbalwedstrijd.
Op zaterdag is er een voetbalwedstrijd.
Slide 6 - Open vraag
Wat is de pv in de onderstaande zin?
De meester heeft hard gelopen.
De meester heeft hard gelopen.
A
meester
B
gelopen
C
heeft
D
hard
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp van een zin?
Slide 9 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
Morgen gaan we op uitstap met de juf.
Morgen gaan we op uitstap met de juf.
A
de juf
B
we
C
op uitstap
D
gaan
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
De juffen en meesters geven graag les op de Wavo.
De juffen en meesters geven graag les op de Wavo.
