2MH Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Geef voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands.

Slide 2 - Woordweb

Kies het bijvoeglijk naamwoord van de zin:
Youssef est un garçon marocain.
A
Youssef
B
est
C
un garçon
D
marocain

Slide 3 - Quizvraag

Kies het bijvoeglijk naamwoord van de zin:
Il habite dans une grande maison.
A
habite
B
dans
C
grande
D
maison

Slide 4 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
J'ai un chien noir.                                Ik heb een zwarte hond.
J'ai une vache noire.                           Ik heb een zwarte koe.
J'ai deux chiens noirs.                       Ik heb twee zwarte honden.
J'ai deux vaches noires.                   Ik heb twee zwarte koeien.

  • Het bijvoeglijk naamwoord past zich het zelfstandig naamwoord aan.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
C'est un film ______________ (intéressant).
A
intéressant
B
intéressante

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vakje. 
vieille
belles
bonne
nouveaux
bons
beaux
vieux
nouveau
bon
beau

Slide 10 - Sleepvraag

Kies het juiste antwoord.
J'habite dans une ______________ maison (nieuw).
A
nouveau
B
nouvelle
C
beau
D
belle

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Ce sont des ______________ filles (mooie).
A
vieux
B
vieille
C
beau
D
belles

Slide 12 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage beau.
B
La beau plage.
C
La plage belle.
D
La belle plage.

Slide 13 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 14 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord toepassen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).
A
grande
B
grand

Slide 17 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
J'ai deux cousins ______________. (français, tip: un cousin)
A
française
B
français.

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
J'adore les jupes ______________ (bleu, tip: la jupe)!
A
bleus
B
bleues

Slide 19 - Quizvraag

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin goed af:
J'adore ta robe ___ (vert, tip: la robe).

Slide 21 - Open vraag

Maak de zin goed af:
Ce sont deux garçons ___ (français, tip: un garçon)

Slide 22 - Open vraag

Het bijvoeglijk  naamwoord
DES QUESTIONS?

Slide 23 - Tekstslide

Laat de spinners draaien en 
beantwoord de vraag.
Eerst deze...
...dan deze

Slide 24 - Tekstslide