Het bijvoeglijk naamwoord voor V11, 12, 13, 14

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

C'est un film intéressant.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

1. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Un film intéressant. >> mannelijk enkelvoud
Une série intéressante. >> vrouwelijk enkelvoud
Deux films intéressants. >> mannelijk meervoud
Deux séries intéressantes. >> vrouwelijk meervoud

  • In het Frans past het bijv nw zich aan naar het zelfst nw.

Slide 5 - Tekstslide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw enkelv. krijgt dus
A
niets erbij
B
een extra e
C
es erbij
D
s erbij

Slide 6 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw enkelvoud krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 7 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 8 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e

Slide 9 - Quizvraag

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal ACHTER het zelfstandig naamwoord:  een zwarte hond = un chien noir
Behalve:  bon, grand, petit
                    premier, dernier, joli
                    jeune, vieux, nouveau
                    mauvais, long, beau
Die staan net als in het Nederlands VÓÓR het zelfstandig naamwoord!
Een grote hond = un grand chien
 2. De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).
A
grande
B
grand

Slide 12 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
J'ai deux cousins ______________. (français) > tip: un cousin
A
française
B
français.

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
J'adore les jupes ______________ (bleu)> tip: la jupe!
A
bleus
B
bleues

Slide 14 - Quizvraag

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Slide 15 - Open vraag

Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile).

Slide 16 - Open vraag

Maak de zin goed af:
J'adore ta robe ___ (vert) >tip: la robe.

Slide 17 - Open vraag

Maak de zin goed af:
Ce sont deux garçons ___ (français, tip: un garçon)

Slide 18 - Open vraag

Kies de juiste plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
intelligent: C'est un _____ garçon _____
A
C'est un garçon intelligent.
B
C'est un intelligent garçon.

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
grand/noir: J'ai un ____ chien ____.
A
J'ai un grand noir chien.
B
J'ai un noir chien grand.
C
J'ai un grand chien noir.
D
J'ai un noir grand chien.

Slide 20 - Quizvraag

Oefenen baart kunst!
Oefen online in Grandes Lignes Chapitre 1 Par. D
Maak de geselecteerde opdrachten 15 t/m 17 

Slide 21 - Tekstslide

Het bijvoeglijk  naamwoord
DES QUESTIONS?

Slide 22 - Tekstslide