Hoofdstuk 6 herhaling

Hoofdstuk 6
Begrijpen wat er staat
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
Begrijpen wat er staat

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

Woordraadstrategieën gebruiken om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.

- synoniemen

- omschrijving

- voorbeeld

- tegenstelling

- bekend woorddeel


Slide 2 - Tekstslide

SYNONIEM


 Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 3 - Tekstslide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstellingen zoeken

Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 5 - Tekstslide

Overdrijving 
De hyperbool is de stijlfiguur van overdrijving.

  • Ik ben in een seconde terug.
  • Ik heb me doodgelachen.
  • Ik sterf van de honger.

Slide 6 - Tekstslide

Overdrijving of ironie
Minke schreef met koeienletters.
= overdrijving

Lekker dan, nu heeft iedereen opeens een pasje nodig om het afval weg te gooien.
= ironie

Slide 7 - Tekstslide

Ironie
Bij ironie zeg je het tegenovergestelde van wat je bedoelt
Een ander woord voor ironie is een milde vorm van sarcasme
Sarcasme is  bijtende spot.

Slide 8 - Tekstslide

Ironie
Heeft hij het zwaar?

Slide 9 - Tekstslide

Ironie
Bij ironie zeg je het tegenovergestelde van wat je bedoelt
Een ander woord voor ironie is een milde vorm van sarcasme
Sarcasme is  bijtende spot.

Slide 10 - Tekstslide