di 25 jan herhaling stijlfiguren blz. 114

Stijlfiguren!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Taalgebruik:
- Je weet wat stijlfiguren zijn en waarom een schrijver die gebruikt.
- Je kunt verschillende soorten stijlfiguren benoemen:
herhaling, opsomming, tegenstelling, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie en sarcasme.

Slide 2 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
tegenstelling
D
sarcasme

Slide 3 - Quizvraag

Ironie is het zelfde als sarcasme
A
waar
B
niet waar
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf jje dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Slide 5 - Tekstslide

Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Understatement
D
Overdrijving

Slide 6 - Quizvraag

Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.

Slide 7 - Tekstslide

Welk stijlfiguur herken je?

Ik ben dom, lomp en famous!
A
herhaling
B
opsomming
C
sarcasme
D
ironie

Slide 8 - Quizvraag

Sarcasme
Sarcasme is een stijlfiguur dat heel dicht bij ironie ligt.
Er is een verschil tussen sarcasme en ironie. Sarcasme is bijtende spot en ironie is milde spot.
Wie het heeft over een sarcastische uitlating, spreekt in de eerste plaats over een uiting van grove, bijtende spot, van bitter woordgeweld, van agressie. Het effect van sarcasme is intenser en directer dan dat van ironie.

Slide 9 - Tekstslide

Sarcasme

Sarcasme (sarkatzoo = knarsen, verscheuren) is bijtende spot, bitterder en scherper van toon dan ironie.

-> Steek in de rug

Slide 10 - Tekstslide

Welk stijlfiguur herken je?

We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan!
A
ironie
B
herhaling
C
opsomming
D
sarcasme

Slide 11 - Quizvraag

Goh, de vorige keer had je een betere smoes toen je te laat kwam..
A
Overdrijving
B
Eufemisme
C
Ironie
D
Sarcasme

Slide 12 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?

Voor de radio heb jij wel een mooi gezicht.
A
sarcasme
B
ironie
C
opsomming
D
herhaling

Slide 13 - Quizvraag

'Wat fijn dat je mijn telefoon hebt laten vallen', zegt het meisje boos.
A
Hyperbool
B
Ironie
C
Herhaling
D
Sarcasme

Slide 14 - Quizvraag

'Heel flink van je om de zaak te verraden.'
Hierin herken je:
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
D
litotes

Slide 15 - Quizvraag

"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc." Zegt de docent met een glimlach.
A
Sarcasme
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Understatement

Slide 16 - Quizvraag

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme.
Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om
de bedoeling van de spreker!

Slide 17 - Tekstslide

Sarcasme
Bijtende spot, bitterder en cynischer dan ironie

"Je moet vooral zó doorwerken, dan kom je er in ieder geval".

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk voor do 28 jan
Maak een goede samenvatting.
Leren voor de toets  van donderdag 4 februari
Blok 3

Slide 19 - Tekstslide