2 voor 12_Behaviour

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe?
  • Er volgen 12 vragen. 
  • Je kunt antwoorden met één woord.
  • Elke eerste letter van het antwoord schrijf je op.
  • Al deze 12 letters (door elkaar) vormen een woord.
  • Het tweetal die als eerste het woord raadt, wint.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
In welke plaats staat 't Schylger Jouw?

Antwoord: Midsland.

Eerste letter: M.

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1
Boeren werken in de primaire sector. De kapper in Midsland werkt in een andere sector. 

In wat voor sector werkt de kapper van Midsland?






Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2
Je zet elke maand 600 euro opzij, zodat je over 18 maanden een nieuwe Volkswagen kan kopen. 

Wat doe je hier?

Let op het woord sparen is fout, we zoeken een ander begrip. 

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3
Op de afbeelding zie je hoe een buitenlander naar de gemiddelde Nederlander kijkt. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld taal, tradities en geloof.

Hoe noem je de combinatie van opvallende kenmerken zoals taal, tradities en geloof?

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 4
Hier zie je de muur tussen de Verenigde Staten en Mexico. Het is een bouwwerk, gemaakt om migrantenstromen uit met name Zuid- en Latijns-Amerika tegen te houden. Zij komen vaak een beter leven zoeken in de VS.

De muur is door de mens neer gezet, daarmee is het een kunstmatige grens. 

Hoe noem je zo'n soort grens nog meer?

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5
Je ziet hier de wereldkampioen Formule-1 racen: Max Verstappen. Hij werd de eerste Nederlander die kampioen werd in de F1. De motor die in deze auto ligt is een Honda, een bekend automerk.

Wat voor soort merk is Red Bull?
Niet noemen: energydrink.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 6

De Jumbo had 18,2% van alle producten in de supermarktbranche verkocht. 


Wat geeft die 18,2% aan? 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 7
Taal is een ding in België. Het noorden spreekt Vlaams, het zuiden spreekt Frans. Officieel is de hoofdstad Brussel tweetalig, maar in praktijk spreken de meeste mensen daar Frans.
Toch gaan steeds meer rijke Brusselaren in Vlaanderen wonen. In Vlaanderen zijn ze bang voor de Franstaligen: de meerderheid van de mensen bepaalt namelijk welke taal er gesproken wordt.
Hoe noem je dit systeem?

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 8
Wat voor soort grens zie je hier?

Hoe noem je deze overheidssteun?

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 9
 Je spaart geld. Je krijgt elk jaar even veel rente over je spaargeld. Dit komt doordat de rente van je spaargeld elk jaar naar je ‘normale’ lopende rekening gaat. 

 Wat voor rente krijg je hier?




Slide 12 - Tekstslide

Vraag 10
Wat is een ander woord voor lenen?

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 11
Je ziet hier bananen. Deze bananen groeien niet in Nederland. Wij moeten ze dus ergens anders vandaan halen.

Hoe noem je het proces waarbij goederen worden ingevoerd uit het buitenland?

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 12
Je ziet hier iemand die vreemdelingen een warm hart toe draagt. Dat is een groot goed, zoals de Oekraïners nu ook kunnen en worden opgevangen.

Toch is lang niet altijd iedereen even blij met de komst van vreemdelingen of buitenlanders. 

Hoe noem je deze haat of angst voor vreemdelingen of buitenlanders?

Slide 15 - Tekstslide

Het woord raden
De beginletters van de 12 antwoorden staan in willekeurige volgorde.

Martin wijst een tweetal aan, die letters kunnen kopen. Hij vertelt dan op welke plaats deze letters komen te staan.

Het tweetal dat als eerste hun vinger opsteekt en het woord raadt, wint.
Een verkeerd woord raden = af. Winnaar krijgt prijs!.

Slide 16 - Tekstslide