Herhalingen hoofdstuk 5 en 6

Economie
Voorbereiding tentamen Overheid en Bestuur
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Economie
Voorbereiding tentamen Overheid en Bestuur

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Tijdens deze les gaan we vooral begrippen herhalen van hoofdstuk 5 en 6. Na deze les weet je waar je nog aan moet werken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voordeel van privatiseren
A
Er moet winst gemaakt worden dus het kan duurder worden
B
Het aanbod kan afnemen.
C
Niet meer voor iedereen beschikbaar.
D
Het kan goedkoper worden. De kwaliteit kan beter worden. De overheid bespaart geld

Slide 3 - Quizvraag

Privatiseren
Activiteiten  van collectieve sector → particuliere sector

Voordelen:
  • Minder kosten en organisatie voor de overheid.
  • Prijzen kunnen lager worden door marktwerking.

    Nadelen:
  • Overheid verliest macht.
  • Sommige activiteiten stoppen misschien.
Redenen
  1. Overheid verwacht betere kwaliteit of lagere prijs
  2. Overheid vindt het niet meer nodig om het zelf te doen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het gevaar van privatiseren?
A
Concurrentie, waardoor de kosten dalen en het product goedkoper / beter wordt.
B
het overheidstoezicht vermindert (met alle gevolgen van dien), geprivatiseerde ondernemingen ontslaan vaak op grote schaal werknemers en voor de producten kan een veel hogere prijs worden berekend.

Slide 5 - Quizvraag

Adviseurs van de overheid
De overheid kan bij het maken van keuzes op economisch gebied informatie en/of advies krijgen van:

  •  CBS


  •  CPB


  •  SER


CBS = Centraal Bureau voor de Statistiek:
  • Verzamelt informatie over oa economische veranderingen.
CPB = Centraal Planbureau:
  • Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische beslissingen.
SER = Sociaal Economische Raad
  • Adviseert over sociaal-economische onderwerpen.
  • Bestaat uit werkgevers, werknemers en onafhankelijke deskundigen.

Slide 6 - Tekstslide

Adviseurs van de overheid
De overheid kan bij het maken van keuzes op economisch gebied informatie en/of advies krijgen van adviseurs. Sleep het juiste adviesgebied naar een adviseur.

Verzamelt informatie over onder andere economische veranderingen.
Adviseert over sociaal-economische onderwerpen.
Bestaat uit werkgevers, werknemers en deskundigen.
Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische beslissingen.

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector.
collectieve sector
particuliere sector

Slide 8 - Sleepvraag

Verschil actieven en niet-actieven? 

Slide 9 - Tekstslide

Actieven betalen mee aan de inkomens van de inactieven

Slide 10 - Tekstslide

Probleem!
+ Inactieven
- Actieven

Slide 11 - Tekstslide

De AOW is een basispensioen, dat door de staat wordt uitgekeerd aan alle Nederlanders van 67 jaar en ouder. Dat kost heel veel geld.
Hoe komt de regering aan dat geld?
A
Alle werkende Nederlanders moeten iedere maand een deel van hun loon afstaan.
B
De staat verkoopt jaarlijks een deel van zijn goudvoorraad.
C
Het wordt geleend van de banken.
D
De werkgevers betalen het uit hun winsten.

Slide 12 - Quizvraag

Economische groei (of krimp)
De verandering van het BBP noemen we economische groei. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is bbp?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product

Slide 14 - Quizvraag

Economische groei:

  • bbp neemt toe
  • productie neemt toe, investeringen nemen toe, werkloosheid daalt, inkomsten nemen toe
  • nationaal inkomen stijgt

Slide 15 - Tekstslide

Als het Bbp daalt, is er spraken van:
A
Recessie
B
Crisis
C
Veel werk
D
Toename van de totale productie van een land

Slide 16 - Quizvraag

Economische krimp:

  • Tegenvallende economie
  • Eerst volgt recessie
  • Aanhoudende recessie (uiteindelijk krimp?) van bbp betekent economische crisis

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van economische groei?
A
Minder overheidsuitgaven
B
Minder welvaart
C
Meer geld naar infrastructuur
D
Meer subsidie voor bedrijven

Slide 18 - Quizvraag

Wat merkt de burger van economische groei?
A
Meer netto-loon
B
Minder belasting
C
Meer werkgelegenheid
D
Minder werkgelegenheid

Slide 19 - Quizvraag

Nederland kan uit de recessie komen door de economie te stimuleren:

  • meer geld te investeren in infrastructuur
  • de inkomstenbelasting te verlagen
  • subsidie geven aan bedrijven die willen investeren in vernieuwende producten
  • investeren in verbetering van het onderwijs


Slide 20 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 21 - Tekstslide

Box 1
  • belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)
  • als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 22 - Tekstslide

Progressief belastingtarief? 

Slide 23 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 24 - Tekstslide

Progressief belastingtarief (2)
Progressief tarief: naarmate je meer verdient, wordt het heffingspercentage groter → nivellerend (inkomensverschillen worden naar verhouding kleiner)  

Het schijventarief in box 1 is hier een voorbeeld van.   

Bij een progressief belastingstelsel betaal je dus ook PROCENTUEEL meer belasting bij een hoger inkomen.  

Slide 25 - Tekstslide

Als het Bbp daalt, is er spraken van:
A
Recessie
B
Crisis
C
Veel werk
D
Toename van de totale productie van een land

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de gevolgen van economische groei?
A
Minder overheidsuitgaven
B
Minder welvaart
C
Meer geld naar infrastructuur
D
Meer subsidie voor bedrijven

Slide 27 - Quizvraag

inkomsten overheid
  • belastinginkomsten
  • niet-belastinginkomsten

Slide 28 - Tekstslide


Directe belasting:


loon- en inkomstenbelasting

vennootschapsbelasting

gemeentelijke belastingen

houderschapsbelasting



Indirecte belasting:


btw

accijns

Slide 29 - Tekstslide

niet-belastinginkomsten
Leges:
dit betaal je als de overheid je een dienst levert, bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs.

Slide 30 - Tekstslide

Uitgangspunten voor het heffen van belasting.
  • profijtbeginsel
  • draagkrachtbeginsel
  • solidariteitsbeginsel

Slide 31 - Tekstslide

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde

Slide 32 - Quizvraag

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte

Slide 33 - Quizvraag

Belasting die je betaalt wanneer je een product koopt is een voorbeeld van ...
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.

Slide 34 - Quizvraag

SUCCES!!

Slide 35 - Tekstslide