Hoofdstuk 6: De overheid en ons inkomen

Hoofdstuk 6
De overheid en ons inkomen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
De overheid en ons inkomen

Slide 1 - Tekstslide

H6: De overheid en ons inkomen
Paragraaf 6.2
Ik kan..
..drie gevolgen van economische groei uitleggen
..het verschil uitleggen tussen een recessie en economische crisis
..gevolgen van economische groei voor inkomsten en uitgaven van de overheid noemen
..uitleggen wat een staatsschuld is
..vier manieren noemen hoe de overheid de economie kan stimuleren


Slide 2 - Tekstslide

Economische groei
Economische groei: Waarde van het BBP neemt toe.
BBP --> waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in NL 
 




Slide 3 - Tekstslide

Gevolgen economische groei
Meer productie
Meer investeringen
Meer werknemers in dienst (minder werkloosheid)
Nationaal inkomen stijgt



Slide 4 - Tekstslide

Verschil recessie en crisis
Als economische groei tegenvalt heb je een recessie.
Als de recessie langer aanhoudt heb je een economische crisis.
Dan krimpt het BBP!
Een crisis kan zichzelf versterken. 
Bedrijven maken minder winst --> minder werkgelegenheid --> nationaal inkomen daalt --> minder investeringen --> minder bestedingen --> minder productie --> ETC.



Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen economische groei voor inkomsten en uitgaven overheid

Inkomsten overheid stijgen  (belastingen)

Uitgaven overheid dalen (uitkeringen)

Nettoloon omhoog


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Economie stimuleren
Ik kan vier manieren noemen hoe de overheid de economie kan stimuleren
1. Meer geld investeren in infrastructuur
2. Inkomstenbelasting verlagen
3. Subsidie geven aan bedrijven
4. Investeren in verbetering van het onderwijs

Slide 8 - Tekstslide

H6: De overheid en ons inkomen
Paragraaf 6.2
Ik kan..
..uitleggen welk inkomen in box1 valt
.. het belastbaar inkomen in box 1 berekenen 
.. uitleggen wat een progressief belastingtarief is
..rekenen met het schijventarief 
.. het verband tussen loonheffing en inkomstenbelasting uitleggen

Slide 9 - Tekstslide

INKOMSTENBELASTING
box 1

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 12 - Tekstslide

Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, hoef je niet te kennen
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen

Slide 13 - Tekstslide

     Inkomsten
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen 
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Box 1 (inkomen)
Inkomen= inkomen uit werk (brutoloon & nettowinst) en woning

Bijtellingen= verhoogd je belastbaar inkomen en levert een nadeel op.

Dit is bijvoorbeeld het eigenwoningforfait
Een bedrag dat je bij je inkomen moet optellen en dat afhankelijk is van de waarde van je woning.

Slide 16 - Tekstslide

Box 1 (aftrekpost)
Aftrekpost= verlaagd je belastbaar inkomen en levert een voordeel op

Hypotheekrente= de betaalde rente over je hypotheek
Giften = het geld dat je schenkt aan goede doelen
Reiskosten = kosten die je maakt voorwoon-werkverkeer met het openbaar vervoer

Slide 17 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 

Het belastbaar inkomen bereken je als volgt: inkomen + bijtellingen - aftrekposten.

Slide 18 - Tekstslide

Schijventarief
In box 1 bereken je de belasting over je 
belastbaar inkomen met het schrijventarief. 

Slide 19 - Tekstslide

6.2 Hoe zwaar word je belast (deel 3)
Box 1 -> progressief belasttingtarief:
  • naarmate je inkomen toeneemt, wordt het belastingpercentage hoger.
  • te betalen belasting in box 1 bereken je mbt het schijventarief



Slide 20 - Tekstslide

Box 3
Belasting over inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Deze inkomstenbelasting in box noem je ook wel vermogensrendementsheffing.

Bij deze belasting doet de overheid alsof je per jaar verdient aan rente met je spaargeld of winst op je belegging. Dit noem je fictief rendement.


Slide 21 - Tekstslide

Heffingsvrij vermogen
Het eerste deel van je spaargeld is belastingvrij.

Heb je minder spaargeld dan het heffingsvrij vermogen, dan betaal je in box 3 geen belasting. 

Slide 22 - Tekstslide

Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.

Slide 23 - Tekstslide

VOORBEELD
Jan heeft  € 21.330 op zijn spaarrekening staan en verdient met beleggen  € 18.670. Het heffingsvrij vermogen is € 25.000 en het fictief rendement 2,6%. 

a. Wat is na aftrek van het heffingsvrij vermogen zijn belastbaar inkomen in box 3?

b. Hoeveel belasting moet Jan betalen in box 3? 

Slide 24 - Tekstslide

Directe belastingen

  • loon en inkomstenbelasting
  • vennootschapsbelasting
  • gemeentelijke belasting


Indirecte belastingen

btw
accijns

Niet  belastinginkomsten
leges voor paspoort,
id-kaart of rijbewijs.

Slide 25 - Tekstslide

Nivellering en denivellering
Nivellering:
  • Het verschil tussen arm en rijk wordt steeds kleiner
  • Hier kan de overheid voor zorgen.
Denivellering: 
  • Het verschil tussen arm en rijk wordt steeds groter
  • Dit gebeurt als de overheid niks doet of een degressief belastingstelsel invoert

Slide 26 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel 
  • Bij het draagkrachtbeginsel kijkt de overheid na je inkomen om te bepalen hoeveel belasting je moet betalen.
  • Hoe meer geld je verdient hoe hoger de belasting wordt die je betaalt. (in procenten)


Slide 27 - Tekstslide

Solidariteitsbeginsel
  • Hierbij staat iedereen een deel van zijn inkomen af, om de mensen zonder inkomen of met weinig inkomen financieel te helpen, zodat zij een acceptabel leven kunnen leiden.

Slide 28 - Tekstslide

Solidariteitsbeginsel wordt uitgevoerd door:
  • Sociale zekerheid te bieden. Iedereen kan een uitkering krijgen, wanneer hij of zij niet meer kan werken of voldoende inkomen kan bemachtigen.
  • Mensen met lage inkomens extra inkomen geven, via zorgtoeslag en huurtoeslag.

Slide 29 - Tekstslide

Profijtbeginsel 
De overheid laat je meer belasting betalen, wanneer je gebruik maakt van collectieve goederen.


Slide 30 - Tekstslide

Degressief en proportioneel tarief
  • Wanneer een land je steeds minder belasting laat betalen (in procenten), naarmate je meer verdient heeft een land een degressief belastingstelsel
  • Wanneer een land een belastingsysteem heeft met 1 belastingtarief heet dat een proportioneel belastingstelsel

Slide 31 - Tekstslide