De leerlingen bekijken de foto’s van historische bronnen op de
introductiebladzijde.
• Welke historische bronnen herkennen jullie? (een kerk, een schilderij,
een boek, een standbeeld, een fossiel, een gebouw, een grot, een
begraafplaats)
TIP!
• Je kunt zelf ook een stukje
voorlezen uit een (fictief)
dagboek (van jezelf als kind of
van nu).
• Je kunt ook werken met enkele
bestaande dagboeken en
daaruit een stukje voorlezen.
KERN 15
TIP!
Laat het dagboek van Anne Frank
in de themahoek liggen, zodat de
leerlingen er stukjes in kunnen
lezen. Er bestaat ook een
kinderversie van het boek: 'Kleine
helden - Anne Frank' van Maria
Cecilia Cavallone.
werkbundel p. 4-5
LESVERLOOP
13
Leg uit dat bronnen geschreven of ongeschreven kunnen zijn. Geschreven
bronnen zijn stukjes tekst uit het verleden. De schrijver vertelt zijn eigen
verhaal van wat er toen is gebeurd. Dat is niet altijd zoals het ook echt
gebeurd is. Een ongeschreven bron bevat geen tekst: een beeld, een
schilderij, een fossiel, een foto, een gebouw …
• Waarom is het belangrijk dat we weten hoe het vroeger was?
(mogelijke antwoorden: om meer te leren over onze geschiedenis, over
onze grootouders, over hoe de mensen vroeger leefden, om niet meer
dezelfde fouten te maken als vroeger …)
Bespreek met de leerlingen wat ze graag willen leren of ontdekken over
het verleden.
Vul samen met de leerlingen het kader ‘Wat weet je al over dit thema?’
aan.
Lees de denkvraag. De leerlingen hoeven ze nu nog niet te beantwoorden.
Vertel dat alles tijdens het thema duidelijk zal worden.