Taal Blok 2

Oefenen met taal 
Oefenen met taal
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met taal 
Oefenen met taal

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent zwellen
A
groter en dikker worden van een plek op je lichaam
B
het wakker worden in de ochtend
C
het minder dik worden van een plek op je lichaam
D
iets om je beter te maken, zoals een medicijn

Slide 2 - Quizvraag

wat betekent in het huwelijk treden?
A
verloven
B
bruiloft
C
trouwen
D
het trouwfeest

Slide 3 - Quizvraag

welke uitdrukking hoort bij heel goed luisteren?
A
je wenkbrauwen optrekken
B
je oren spitsen
C
lange tenen hebben
D
je hoofd er niet bij hebben

Slide 4 - Quizvraag

wat is het verkleinwoord van hond?

Slide 5 - Open vraag

Ik doe een trui aan, ..... ik heb het koud
A
omdat
B
want
C
terwijl
D
zodat

Slide 6 - Quizvraag

Ik wil koekjes kopen, .... ze zijn helaas uitverkocht
A
want
B
maar
C
en
D
of

Slide 7 - Quizvraag

Zet op alfabetische volgorde!
banaan
druif
kokosnoot
mandarijn

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is het meervoud van pot?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het meervoud van doos?

Slide 10 - Open vraag

Wat ga je doen?
Oefenen met een doel naar keuze in je taal werkpakket!
Zorg dat je nog oefent voor de toets! 

Succes! 

Slide 11 - Tekstslide