O5: enkelvoud-meervoud -verkleinwoorden DISK thema Uiterlijk (les 2)

Thema Uiterlijk
verbuigingen - vervoegingen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema Uiterlijk
verbuigingen - vervoegingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je?
- Aan het einde van de les ken je de verbuigingen en vervoegingen van de zelfstandige naamwoorden   (DISK thema uiterlijk)
- Je schrijft de juiste verbuiging en/of  vervoeging.


Slide 2 - Tekstslide

Meervoud
Het meervoud is meestal: enkelvoud + -en
Je moet het basiswoord dan vaak anders schrijven. 
Bijvoorbeeld: boot - boten, tas - tassen, druif - druiven, huis - huizen.

Eindigt het woord op een lettergreep met -e, -el, -em, - en, -er, -ie
En heeft de lettergreep geen klemtoon? Dan is het meervoud: enkelvoud + -s.

Eindigt het woord op -a, -i, -o, -u, -y? Dan is het meervoud:enkelvoud + - 's 

Soms is het meervoud anders. Die woorden moet je dan uit je hoofd leren. 

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoord
Verkleinwoorden worden gebruikt om te vertellen:
- dat iets of iemand klein is. (broekje, sjaaltje, boompje, jongetje).
- dat iets of iemand leuk, aardig of lief is. ( schatje, vriendje, omaatje)

Het verkleinwoord is meestal: enkelvoud + -je. (broekje, sokje)
Eindigt een woord op  -l, -n, -w, -r, of een klinker schrijf je: enkelvoud + -tje (lepeltje, bekertje)
Eindigt een  woord op -m dan schrijf je: enkelvoud + -pje (boompje, raampje)
Sommige woorden krijgen: - etje (spelletje, ringetje, brilletje)

Er zijn uitzonderingen. Bijvoorbeeld: jongetje


Slide 4 - Tekstslide

Pak je schrift en je pen.

Slide 5 - Tekstslide

de lip
meervoud
de lippen
verkleinwoord
het lipje

Slide 6 - Tekstslide

de bil
meervoud
de billen
verkleinwoord
het billetje

Slide 7 - Tekstslide

de broek
meervoud
de broeken
verkleinwoord
het broekje

Slide 8 - Tekstslide

de buik
meervoud
de buiken
verkleinwoord
het buikje

Slide 9 - Tekstslide

het gezicht
meervoud
de gezichten
verkleinwoord
het gezichtje

Slide 10 - Tekstslide

de hals
meervoud
de halzen
verkleinwoord
het halsje

Slide 11 - Tekstslide

de heup
meervoud
de heupen
verkleinwoord
het heupje

Slide 12 - Tekstslide

de hoofddoek
meervoud
de hoofddoeken
verkleinwoord
het hoofddoekje

Slide 13 - Tekstslide

de huid
meervoud
de huiden
verkleinwoord
het huidje

Slide 14 - Tekstslide

het idool
meervoud
de idolen
verkleinwoord
-

Slide 15 - Tekstslide

de jurk
meervoud
de jurken
verkleinwoord
het jurkje

Slide 16 - Tekstslide

de kleding
meervoud
-
verkleinwoord
-

Slide 17 - Tekstslide

de knie
meervoud
de knieĆ«n 
verkleinwoord
het knietje

Slide 18 - Tekstslide

de lievelingskleur
meervoud
de lievelingskleuren
verkleinwoord
het lievelingskleurtje

Slide 19 - Tekstslide

de maat
meervoud
de maten
verkleinwoord
het maatje

Slide 20 - Tekstslide

het merk
meervoud
de merken
verkleinwoord
het merkje

Slide 21 - Tekstslide

de mode
meervoud
de modes
verkleinwoord
-

Slide 22 - Tekstslide

de oorzaak
meervoud
de oorzaken
verkleinwoord
het oorzaakje

Slide 23 - Tekstslide

het overhemd
meervoud
de overhemden
verkleinwoord
het overhemdje

Slide 24 - Tekstslide

de ringvinger
meervoud
de ringvingers
verkleinwoord
het ringvingertje

Slide 25 - Tekstslide

de schouder
meervoud
de schouders
verkleinwoord
het schoudertje

Slide 26 - Tekstslide

de smaak
meervoud
de smaken
verkleinwoord
het smaakje

Slide 27 - Tekstslide

de spiegel
meervoud
de spiegels
verkleinwoord
het spiegeltje

Slide 28 - Tekstslide

de spijkerbroek
meervoud
de spijkerbroeken
verkleinwoord
het spijkerbroekje

Slide 29 - Tekstslide

het tijdschrift
meervoud
de tijdschriften
verkleinwoord
het tijdschriftje

Slide 30 - Tekstslide

de trui
meervoud
de truien
verkleinwoord
het truitje

Slide 31 - Tekstslide

het uiterlijk
meervoud
-
verkleinwoord
-

Slide 32 - Tekstslide

de verandering
meervoud
de veranderingen
verkleinwoord
het veranderingetje

Slide 33 - Tekstslide

de ziekte
meervoud
de ziektes
de ziekten
verkleinwoord
-

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht
Pak je oefenboek van DISK: thema Uiterlijk.       Maak 3 kolommen in je schrift. 

Schrijf in de eerste kolom alle zelfstandige naamwoorden  (enkelvoud)
Schrijf in de tweede kolom de zelfstandige naamwoorden in het meervoud
Schrijf in de derde kolom de verkleinwoorden. 
Voorbeeld:

enkelvoud                                              meervoud                                    verkleinwoord
de lip                                                        de lippen                                      het lipje
de buik                                                      ...........                                          .........

Slide 35 - Tekstslide

Vertaal de woorden in je werkboek naar je eigen taal.

Slide 36 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Disk 
thema 'uiterlijk'
bronnen/bouwstenen


Slide 37 - Tekstslide


Ik schrijf de juiste verbuiging/ vervoeging.
Nieuws van de week video quiz
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 38 - Poll