Hoe vind je nu weer... - de persoonsvorm en het onderwerp in een zin? - alle zinsdelen in een zin?
Zinnen ontleden: Oefeningen
Verbeter je oefeningen met de verbetersleutel.
Hoe kan ik zinnen aanvullen?
Wat vond ik van de les? Exit ticket
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les kan ik...
...het onderwerp en de persoonsvorm aanduiden in een zin.
...het zinsdeel aanduiden in een zin dat zegt wat of hoe het onderwerp is of wordt.
...het zinsdeel aanduiden in een zin dat zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.
....de overige zinsdelen aanduiden die antwoorden op vragen als wie, wat, wanneer, waarmee, waardoor, aan of voor wie, waarom of waarvoor?
Slide 3 - Tekstslide
STAP 1 - persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn. De pv staat meestal in de buurt van het onderwerp.
Bv. Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan...
Slide 4 - Tekstslide
STAP 1 - persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm?
Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen. De persoonsvorm komt vooraan te staan.
Isa geeft een feest. --> Geeft Isa een feest?
Jan loopt op straat --> Loopt Jan op straat?
Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm!
Slide 5 - Tekstslide
STAP 2 - onderwerp
Het onderwerp geeft aan over wie of wat het gaat. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn.
Hoe vind je het onderwerp?
Vraag wie (of wat?) + persoonsvorm en het antwoord is het onderwerp. Lucas leest in zijn boek.
Wie of wat leest? --> Lucas
Slide 6 - Tekstslide
STAP 3
Zegt mijn pv wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?
Persoonsvorm geeft een actie weer.
Ik kleur mijn pv + alle andere werkwoordenin het groen.
Voorbeeld: - Ikgeef morgen een cadeau aan oma. - De hond heeft in het been van de postbode gebeten.
Slide 7 - Tekstslide
STAP 3
Zegt mijn pv wat of hoe het onderwerp is of wordt?
Is de persoonsvorm een vorm van het werkwoord zijn of worden?
Ik kleur mijn pven alle andere woorden die iets meer zeggen over het onderwerp roze.
Voorbeeld: - Vliegende auto's zijn duur en gevaarlijk. - Ik word morgen kampioen.
Slide 8 - Tekstslide
STAP 4 - Splits de zin in zinsdelen
Ik splits de zin in zinsdelen. (onderwerp, pv,...)
Met elke zinsdeel kan ik de zin beginnen.
Slide 9 - Tekstslide
STAP 5 - Andere zinsdelen
De zinsdelen die ik nog geen kleur gaf, plaats ik bij het juiste vraagje.
Voorbeeld:
Slide 10 - Tekstslide
Oefeningen
Taalschrift C + stappenplan
Thema 8, les 11, p.77, 78, 79, 80
Maak oefening 1.1, 1.2, 1.3, 1.4,
Klaar? Vraag de verbetersleutel en verbeter zelf je oefeningen.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe kan ik zinnen aanvullen?
Je kunt een zin aanvullen door zinsdelen toe te voegen.
De zinsdelen die je toevoegt of weglaat, geven antwoord op vragen zoals: waar? waarom? wanneer? hoe? waarom?,...