hst 6 het weer


hst 6 het weer
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les


hst 6 het weer

Slide 1 - Tekstslide

6.3 Luchtdruk: = deels Herhaling hst 1.2

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling : Hoe ontstaat druk in gassen + berekenen druk
  • Als gasmoleculen botsen op/ tegen een oppervlakte dan oefenen ze kracht uit op dat oppervlakte = druk .
  • Meed meer moleculen die botsen-> grotere druk
  • bij hogere temperatuur bewegen de
    moleculen harder --> grotere gasdruk 

dus: 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de eenheid van luchtdruk?
  • De eenheid van druk is N/m2
  • De eenheid voor luchtdruk is Pascal (Pa) of bar.
  • 1 N/m2 = 1 Pa 
  • De "standaard" luchtdruk op aarde is ongeveer:
    100.000 Pa = 1000 hPa   
                                 1000 hPa = 1000 mbar 
                                                         1000 mbar = 1 bar
 (zie binas tabel 1,3 en 6)

  

Slide 6 - Tekstslide

Meten van luchtdruk
  • Luchtdruk meet je met een Barometer
  • Bij een hogere luchtdruk wordt het metalen doosje 
      van de barometer meer ingedrukt dan bij een lage
      en beweegt de wijzer naar rechts
  • Meteorologen gebruiken vaak hPa.
  • Automonteurs gebruiken vaak Bar.

Slide 7 - Tekstslide

Wat heeft luchtdruk met het weer te maken?
Lagedrukgebied/depressie
  • Opstijgende warme lucht
  • -> aangevuld met lucht uit hogedruk gebied
  • -> ontstaan wind
  • Veel wolken, slechter weer, vaak storm

Hogedrukgebied
  • Dalende koude lucht 
  • Droog en rustig weer (heldere lucht -> in winter vaak vriezen, in zomer zonnig, warm, droog)
Wind beweegt altijd van een  hogedrukgebied naar een lagedrukgebied


Slide 8 - Tekstslide

Hoe werkt een weerkaart?
Isobaren: Lijnen met dezelfde
luchtdruk

Liggen isobaren dicht bij elkaar,
-> groot verschil in luchtdruk,
veel wind of zelfs storm

Slide 9 - Tekstslide

Met een ...... meet je de luchtdruk.
A
Thermometer
B
Centimeter
C
Multimeter
D
Barometer

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de gemiddelde luchtdruk op zeeniveau?
A
1007 hPa
B
1007 hPa
C
1013 hPa
D
1020 hPa

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de
luchtdruk als de ruimte
kleiner wordt?
A
de luchtdruk wordt groter
B
de luchtdruk wordt kleiner

Slide 12 - Quizvraag

Stel; In Nederland is de luchtdruk laag en in Duitsland de luchtdruk hoog. Wat gebeurt er?
A
Niets
B
Er ontstaat wind van Nederland naar Duitsland
C
Er ontstaat wind van Duitsland naar Nederland
D
De wind waait vanuit beide landen richting de evenaar

Slide 13 - Quizvraag

De luchtdruk is het hoogst
A
Op zeeniveau
B
Op een berg
C
Maakt niet uit, de luchtdruk is overal op aarde hetzelfde.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid van de luchtdruk
A
Pascal (Pa)
B
millibar (mbar)
C
Pascal (Pa) of millibar (mbar)
D
geen van de antwoorden is goed

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ontstaat luchtdruk?
A
Doordat de gassen in de atmosfeer een gewicht hebben.
B
Doordat gassen in de atmosfeer verwarmt worden.
C
Doordat gassen in de atmosfeer bewegen.

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag met:
Route A:
2-3-4-5-8-10-15-16-20-22
6.3: BLZ 392
Route B:
6-7-8-10-14-15-17-18-21-22

Slide 17 - Tekstslide

6.4 Neerslag

Slide 18 - Tekstslide

fase(=toestand)overgangen
  • de fase = stofeigenschap = toestand van een stof bij kamertemperatuur  
  • bij hogere temperatuur bewegen moleculen sneller--> meer ruimte nodig--> Van der Waalskracht kleiner --> faseovergang
  • voor rode faseovergangen is warmte nodig bij blauwe faseovergangen komt warmte vrij 

Slide 19 - Tekstslide

Hoe ontstaan wolken?
  • Warme lucht stijgt op uit lage drukgebied en bevat veel waterdamp 
  •  Hoger in de lucht is het koud -> dauwpunt wordt bereikt (= punt waarop waterdamp condenseert)-> 
  • Vorming druppels en wolken

Slide 20 - Tekstslide

Hoe is een wolk verdeeld?


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

- Regen                                       - Hagel                                      - Dauw



- Sneeuw                                   - Rijp                                           - IJzel 





Soorten neerslag

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ontstaan sneeuw en hagel
- sneeuw ontstaat doordat waterdamp heel snel afkoelt -> rijpen in plaats van bevriezen -> sneeuwkristallen ontstaan vooral rond kristallisatiekernen
- kristallisatiekernen: deeltje waarop het water makkelijk kan kristalliseren b.v. stof of roet
- hagel ontstaat op grote hoogte als waterdamp afkoelt tot onder - 12 oC
- hele grote hagelstenen ontstaan in wolken met veel luchtstroming 
- de hagelstenen dalen-> ze groeien door contact met waterdamp
- als je hagelstenen doorsnijdt kun je zien hoe vaak dit is gebeurd

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Werken aan
2-3-4-5-8-9-11-15-20-26
Er is vandaag maar 1 route,

Slide 26 - Tekstslide