Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung

Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Sprechen über die Weihnachtsferien
  • Was kommt alles in der Prüfung vor?
  • Quiz über den Prüfungsstoff. 

Slide 2 - Tekstslide

Erzähl, was du in den Weihnachtsferien gemacht hast.
Ich war in den Ferien in/bei ......... mit....
Ich habe in den Ferien ............
Zusammen mit...... habe ich...
An Weihnachten war / habe ich ....
Sylvester habe ich .....
Ich habe viel ......

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je allemaal kennen/kunnen voor de toets?

Slide 4 - Open vraag

Overzicht stof toets
  • Naamvallen (1e, 4e en 3e) 
  • Konjunktiv 2
  • Impertativ
  • Woordenschat (Samengestelde lijst). Zowel passief als actief.  

Slide 5 - Tekstslide

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
4e
B
3e
C
2e
D
1e

Slide 6 - Quizvraag

Welk zinsdeel staat in de 3e naamval
A
Het onderwerp
B
Het meewerkend voorwerp
C
Het lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Voorzetsels met de 4e naamval:
A
ohne, nach, zu, gegenüber, bei
B
um, durch, bei, aus
C
durch, ohne, gegen, um, für
D
mit, seit, für, von, bei, gegen

Slide 8 - Quizvraag

jij in 4e naamval
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 9 - Quizvraag

Wat is ''ik'' in de 4e naamval?
A
mich
B
dich
C
uns
D
mir

Slide 10 - Quizvraag

Der Mann kennt ..... Jungen nicht.
A
der
B
das
C
den
D
die

Slide 11 - Quizvraag

Ich habe ........... Mutter eine Blume geschenkt.
A
meine
B
meinem
C
meines
D
meiner

Slide 12 - Quizvraag

..... hat ein neues Auto gekauft.
A
Er
B
Ihm
C
Ihn

Slide 13 - Quizvraag

Der Mann hat ....... (een) schönen Hut (m).

Slide 14 - Open vraag

Ich gehe mit .......... (jouw) Bruder shoppen.

Slide 15 - Open vraag

Wat druk je met de Konjunktiv 2 uit?

Slide 16 - Open vraag

Een wens
Ich wünschte, ich hätte Ferien.

Irreële uitspraak
Wenn ich im Urlaub wäre, läge ich den ganzen Tag am Strand.

Een advies geven
Unser Lehrer sagt, wir müssten noch viel lernen.
Een beleefde vraag stellen
Wärst du so freundlich, an die Tafel zu kommen?




Een wens
Ich wünschte, ich hätte Ferien.

Irreële uitspraak
Wenn ich im Urlaub wäre, läge ich den ganzen Tag am Strand.

Een advies geven
Unser Lehrer sagt, wir müssten noch viel lernen.

Een beleefde vraag stellen
Wärst du so freundlich, an die Tafel zu kommen?

Slide 17 - Tekstslide

Wenn ich morgen frei ....... (haben) , ......... (werden) ich den ganzen Tag im Bett bleiben.
A
habe, wäre
B
hätte, würde
C
hatte, wurde
D
haben, sein

Slide 18 - Quizvraag

.......... ich ein Glas Wasser bitte.

(Dürfen)

Slide 19 - Open vraag

....... du bitte die Tür zu machen?

(Können)

Slide 20 - Open vraag

Welche funktion hat der imperativ, was drückt man mit ihm aus?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Welke drie vormen van de Imperativ zijn er?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Hans........ auf deinem Stuhl sitzen.
A
bleibe
B
bleib
C
bleibst
D
bleiben

Slide 25 - Quizvraag

Herr Müller .......... Sie bitte mit mir.
A
komm
B
kommt
C
kommen
D
kommst

Slide 26 - Quizvraag

Lisa und Steffi ....... sofort nach draußen. (gehen)

Slide 27 - Open vraag

Jetzt .......... endlich dein Zimmer ..... .
(Aufräumen)

Slide 28 - Open vraag

Wat betekent Nachaltigkeit?
A
Nahouden
B
Duurzaamheid
C
Achterstand
D
Gezelligheid

Slide 29 - Quizvraag

Hoe schrijf je mogen (als in toestemming hebben)
A
mögen
B
dürfen
C
durven
D
mogen

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal ''bovendien''

Slide 31 - Open vraag

Hoe goed ben je voorbereid op de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wil je nog extra instructie volgende les?
Ja
Nee

Slide 33 - Poll