Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung

Was machen wir heute?

• Sprechen über die Weihnachtsferien
• Was kommt alles in der Prüfung vor?
• Quiz über den Prüfungsstoff. 

Erzähl, was du in den Weihnachtsferien gemacht hast.

Ich war in den Ferien in/bei ......... mit....

Ich habe in den Ferien ............

Zusammen mit...... habe ich...

An Weihnachten war / habe ich ....

Sylvester habe ich .....

Ich habe viel ......

Wat moet je allemaal kennen/kunnen voor de toets?

Overzicht stof toets

• Naamvallen (1e, 4e en 3e) met behulp van Spickothek toepassen.
• Zwakke werkwoorden ( incl. uitzonderingen -d/t, -s, etc.) en diverse tijden (Präsens - Präteritum - Perfekt / t.t - v.t. - v.v.t.)
• Woordenschat (Samengestelde lijst). Zowel passief als actief.  

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?

1. 4e
2. 3e
3. 2e
4. 1e

Welk zinsdeel staat in de 3e naamval

1. Het onderwerp
2. Het meewerkend voorwerp
3. Het lijdend voorwerp

Voorzetsels met de 4e naamval:

1. ohne, nach, zu, gegenüber, bei
2. um, durch, bei, aus
3. durch, ohne, gegen, um, für
4. mit, seit, für, von, bei, gegen

jij in 4e naamval

1. du
2. dir
3. dich
4. dein

Wat is ''ik'' in de 4e naamval?

1. mich
2. dich
3. uns
4. mir

Der Mann kennt ..... Jungen nicht.

1. der
2. das
3. den
4. die

Ich habe ........... Mutter eine Blume geschenkt.

1. meine
2. meinem
3. meines
4. meiner

..... hat ein neues Auto gekauft.

1. Er
2. Ihm
3. Ihn

Der Mann hat ....... (een) schönen Hut (m).

Ich gehe mit .......... (jouw) Bruder shoppen.

Wat zijn "zwakke"werkwoorden

1. werkwoorden die niet van klank veranderen
2. werkwoorden die van klank veranderen
3. werkwoorden die onregelmatig zijn
4. werkwoorden die vaak ziek zijn.

Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?

1. ik-vorm
2. hele werkwoord
3. hele werkwoord -(e)n
4. hij-vorm

Wat zijn de uitgangen van de zwakke werkwoorden?

1. e , st, t, en, t, en
2. e,st,u, ie,t,en
3. e,st,a,an,t,en
4. weet ik niet meer

antworten is een zwak werkwoord

1. wel
2. niet

Zwakke werkwoorden:
Ich _____ gerne.

1. back
2. backe
3. backst

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.

1. wohnt
2. wohne
3. wohnst

Zwakke werkwoorden:
Ich _____ viel.

1. rede
2. redest
3. redet
4. reden

zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?

1. heiße
2. heißt
3. heißen
4. heißst

Zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.

1. leben
2. lebst
3. lebe

Hoe vorm je de verleden tijd van zwakker werkwoorden in het Duits?

1. ge+stam+(e)t
2. stam+(e)t+uitgang Feesttenten
3. verledentijdsstam+de
4. klinker verandering + Feesttenten

Mein Bruder ......... im Supermakrt

1. arbeiteste
2. arbeitete
3. arbeitet
4. arbeitte

Ich ......... jahrelang in Aachen.

1. wohntete
2. wohntet
3. wohnte
4. wohnde

Sie .......... ihr Geld jeden Monat

1. teilteten
2. teilten
3. teilen
4. teilte

Ich

Du

Wir

Er/Sie/Es

Ihr

Sie/sie

Lebte

Lebtest

Lebte

Lebten

Lebten

Lebtet

Hoe vorm je het voltooid deelwoord (Partizip Perfekt) van zwakke werkwoorden in het Duits ?

1. ge + stam + d
2. ge + stam + ten
3. ge+ stam + t
4. ge + stam + en

Ich habe meine Hausaufgaben

1. gemachen
2. gemacht

Frau Becker ...... Fußball .......... (spielen)

Ich habe einen Tisch für uns beide ....... (reservieren)

Wat betekent Nachaltigkeit?

1. Nahouden
2. Duurzaamheid
3. Achterstand
4. Gezelligheid

Hoe schrijf je mogen (als in toestemming hebben)

1. mögen
2. dürfen
3. durven
4. mogen

Vertaal ''bovendien''

Hoe goed ben je voorbereid op de toets?

😒🙁😐🙂😃

Wil je nog extra instructie volgende les?

Ja

Nee