Ik kan op adequate wijze de inhoud presenteren;
Ik spreek luid genoeg;
Ik breng variatie aan in toonhoogte en volume;
Ik articuleer goed;
Ik kijk het hele publiek goed aan;
Ik sta rechtop en ontspannen;
Ik heb aandacht besteed aan mijn voorkomen (kleding, uiterlijke verzorging);
Ik heb interactie met het publiek;
Ik gebruik de taal correct en beschaafd;
Ik spreek vloeiend;
Ik heb een eigen woordkeus;
Ik ga creatief om met taal (ik gebruik stijlfiguren/beeldspraak);
Ik heb me goed verdiept in het onderwerp, waardoor ik in mijn eigen woorden vertel (ik lees niet voor).