begrippen sectortraining Z&D proeve cliënt ondersteunen tijdens het lopen

Waar ging de
vorige les over?
Noem zo veel mogelijk op.
1 / 24
volgende
Slide 1: Woordweb
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Waar ging de
vorige les over?
Noem zo veel mogelijk op.

Slide 1 - Woordweb

wat is een proeve van vaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Een proeve van vaardigheid is een soort test waarmee je laat zien dat je iets kunt. Welke kun jij opnoemen?

Slide 3 - Open vraag

heb jij nog vragen over de proeve van vorige week?

Slide 4 - Woordweb

Wil je de begrippen van de proeve van de vorige les nog een keertje oefenen?

Slide 5 - Woordweb

Doel van vandaag:
Aan het einde van de les kennen we alle begrippen (woorden) die horen bij de proeve CLIËNT ONDERSTEUNEN BIJ HET LOPEN

Slide 6 - Tekstslide

Wat moet je altijd doen voordat je aan de slag gaat met een proeve?
A
Haren op een staart doen
B
Sieraden af doen
C
werkkleding aan doen
D
Je moet A en B en C allemaal doen!

Slide 7 - Quizvraag

1 van de proeven voor het examen is dus het ONDERSTEUNEN BIJ HET LOPEN. Welke woorden horen hier allemaal bij?

Slide 8 - Open vraag

Bij elke proeve moet je ergonomisch werken Wat wordt bedoeld met "ergonomisch werken"?
A
werken op het juiste tijdstip
B
werken met een kromme rug
C
werken in een salon
D
werken in de juiste houding

Slide 9 - Quizvraag

Wat is voor ons de beste uitleg van het woord cliënt?
A
patiënt, dus iemand die ( heel) ziek is
B
hulpvrager, dus iemand die hulp nodig heeft
C
klant
D
A, B en C zijn alle drie niet goed

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

welke woorden die horen bij CLIËNT ONDERSTEUNEN BIJ HET LOPEN
weet je nu nog?

Slide 13 - Woordweb

wat is altijd belangrijk voordat je een cliënt vastpakt? let op: er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.
A
Dat je de cliënt tijd geeft om zelf je arm vast te pakken
B
Dat je vertelt wat je gaat doen, dus bijvoorbeeld: ik pak u nu bij uw linkerhand en kom met mijn arm onder uw arm door
C
Dat je vraagt wat de wensen zijn van de cliënt, bijvoorbeeld: vindt u het prettig als ik links van u loop?
D
Dat je vraagt of de cliënt ergens fysieke klachten heeft, bijvoorbeeld een zwakker been

Slide 14 - Quizvraag

Wie zet de eerste stap als je een cliënt begeleidt bij het lopen?
A
de cliënt, en hij begint met zijn goede been
B
jij
C
de cliënt, en hij begint met zijn slechte been

Slide 15 - Quizvraag

wie bepaalt het tempo van het lopen?

Slide 16 - Open vraag

Tijdens het lopen....
A
zet jij jouw linker voet als de cliënt ook de linker voet zet
B
zet jij jouw rechter voet als de cliënt de linker voet zet

Slide 17 - Quizvraag

Weet je wat je kunt zeggen tegen de cliënt als je binnen komt lopen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Weet je aan welke kant je de cliënt moet ondersteunen als hij een slecht been heeft?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Weet je met welk been de cliënt de eerste stap moet zetten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Weet je hoe je kunt controleren of de cliënt voldoende steun heeft aan de armgreep?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ken je nu alle begrippen (woorden) die horen bij de proeve: CLIËNT ONDERSTEUNEN BIJ HET LOPEN?

😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Het doel was: alle begrippen (woorden)
kennen die horen bij de proeve
CLIËNT ONDERSTEUNEN BIJ HET WANDELEN .
Is dat gelukt?

Slide 23 - Open vraag

De volgende les gaan we nog een paar dingen van vandaag herhalen, en kun je nog vragen hierover stellen.
We gaan daarna ook een andere proeve behandelen

Slide 24 - Tekstslide