GUSTAR

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent GUSTAR?
timer
0:25
A
leuk vinden
B
lekker vinden
C
houden van
D
lekker eten

Slide 2 - Quizvraag

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        

Slide 3 - Tekstslide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 4 - Tekstslide

gusta
gustan
bailar
los perros
las bebidas
fruta
la leche
jugar a videojuegos

Slide 5 - Sleepvraag

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me (ik)
te (jij)
le (hij /zij /u of mijn broer / zijn vriend)
nos (wij of ik en iemand anders)
os (jullie of jij en iemand anders)
les (zij / u of 2 personen of meer de vrienden enz.)

Slide 6 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
yo
él/ella
le
me
te

Slide 7 - Sleepvraag

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
escuchar música
el chocolate
los gatos
la pizza
las albóndigas
la guitarra
gustan
gusta
gusta
gustan
gusta
gusta

Slide 8 - Sleepvraag

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)            le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan

Slide 9 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
os
te
me
les
nos
le
a mí
a ti
a él / a ella / usted
a nosotros
a vosotros
a ellos / a ellas / a ustedes

Slide 10 - Sleepvraag

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houdt van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Me _________________ los profesores del instituto.
timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
¿Te ____________ comer?


timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Nos ______________ las pizzas.
timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 15 - Quizvraag


Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
A vosotros ___ ______hablar en español

timer
0:15
A
te gusta
B
nos gustan
C
os gusta
D
les gusta

Slide 16 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
timer
0:30
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 17 - Quizvraag

A José y Carlos ___ _______ las series de Netflix.
timer
0:15
A
le gustan
B
les gustan
C
nos gusta
D
os gustan

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

A María___ _________los deportes.
timer
0:15
A
les gustan
B
le gusta
C
le gustan
D
te gusta

Slide 19 - Quizvraag

GUSTAR
A mí __ _____ los libros de Harry Potter
timer
0:25
A
Me gustan
B
Me gusta
C
Le gusta
D
Nos gustan

Slide 20 - Quizvraag

GUSTAR:
A nosotros ___ _____ la fruta.
timer
0:25
A
nos gustan
B
os gusta
C
les gustan
D
nos gusta

Slide 21 - Quizvraag

el desayuno
la merienda
el almuerzo
de postre
la cena
de segundo
de primero
het tussendoortje
het ontbijt
als hoofdgerecht
de lunch
als nagerecht
het diner / avondeten
het voorgerecht

Slide 22 - Sleepvraag

Wat bepaalt de uitgang van gustar?
(2 correcte antwoorden)

timer
0:15
A
me, te, le, nos, os of les staat ervóór
B
het is mannelijk of vrouwelijk
C
over welk zelfstandig naamwoord het gaat
D
of het over een werkwoord gaat

Slide 23 - Quizvraag