In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
1 Wat is logisch denken?
Slide 1 - Open vraag
2 Je kunt een betoog, bijvoorbeeld de verkiezingstoespraak van een politicus, op verschillende manieren beoordelen. a Met welk aspect houdt de dialectica zich bezig?
Slide 2 - Open vraag
b En de retorica?
Slide 3 - Open vraag
3 Twee mensen die een meningsverschil hebben kunnen het nooit over alles oneens zijn. Geef ten minste 2 argumenten voor deze stelling.
Slide 4 - Open vraag
Wat zijn bij de volgende (verkorte) redenering: standpunt, argument en verzwegen argument?
Logica is een onzinnig vak, want ik begrijp er niets van.
Slide 5 - Open vraag
Wat zijn bij de volgende (verkorte) redenering: standpunt, argument en verzwegen argument?
Ik haal een voldoende voor dit tentamen, want ik heb het goed geleerd.
Slide 6 - Open vraag
Wat zijn bij de volgende (verkorte) redenering: standpunt, argument en verzwegen argument?
Muesli is puur natuur, dus gezond.
Slide 7 - Open vraag
Welke 2 voorbeelden zijn soorten beweringen?
A
meningen
B
feitelijke uitspraken
C
vooronderstellingen
D
standpunten
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een sterk argument voor de bewering: 'Redeneren doen we de hele dag.'
A
Omdat we mensen zijn.
B
Omdat de mens een rationeel wezen is.
C
Omdat redeneren ons aanzet tot gedrag.
D
Omdat mensen het aangenaam vinden,
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een duidelijk verschil tussen logische wetten en natuurwetten?
A
logische wetten betreffen noodzakelijkheid en natuurwetten toevalligheid
B
natuurwetten kunnen onmogelijk onwaar zijn
C
logische wetten leiden tot noodzakelijke waarheid
D
logica is door de mens bedacht en de natuurwetten bestaan ook zonder mensen
Slide 10 - Quizvraag
Als het druk is op het strand, dan is het mooi weer. Gisteren was het stervensdruk op het strand. Dus was het gisteren mooi weer.
geldig
ongeldig
Slide 11 - Poll
Als mijn broer ‘s avonds op bezoek komt, dan bakt mijn moeder ‘s middags chocoladetaart. Mijn moeder heeft vanmiddag geen chocoladetaart gebakken. Hoera, broerlief komt vanavond niet op bezoek.
geldig
ongeldig
Slide 12 - Poll
Als mijn broer ‘s avonds op bezoek komt, dan bakt mijn moeder ‘s middags chocoladetaart. Mijn moeder heeft vanmiddag geen chocoladetaart gebakken. Hoera, broerlief komt vanavond niet op bezoek. = redeneerschema??
Slide 13 - Open vraag
Als een hond gezond is, dan heeft hij een natte neus. Mijn hond heeft een natte neus. Dus mijn hond is gezond.
geldig
ongeldig
Slide 14 - Poll
Alle vrouwen die Hans heten zijn een gevaar op de weg. Mijn moeder is een gevaar op de weg. Mijn moeder heet Hans.
geldig
ongeldig
Slide 15 - Poll
Als het regent, dan zijn de dakpannen nat. De dakpannen zijn nat. Dus het regent.
geldig
ongeldig
Slide 16 - Poll
Eigen voorbeeld foutieve omkering. (blz. 84-85)
Slide 17 - Open vraag
Geef een eigen voorbeeld van een foutieve analogie. (blz. 85-86)
Slide 18 - Open vraag
Als je misselijk bent dan moet je een glas cola drinken. Dat doe ik ook altijd als ik misselijk ben en dan is het daarna over.
A
post hoc ergo propter hoc
B
petitio principii
C
generalisering
D
foutieve analogie
Slide 19 - Quizvraag
Bij 25% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken en bij 80% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt dan koffie.