English recap lesson chapter 6

English recap lesson chapter 6
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English recap lesson chapter 6

Slide 1 - Tekstslide

Imperative
Close the door!

Slide 2 - Tekstslide

Summary imperative
Gebruik
Je geeft aan wat iemand moet doen of niet moet doen. Vooral bij: bevel, instructie, advies, verzoek.
Vorm
Zet het hele werkwoord (zonder to) vooraan in de zin.
Ontkennende gebiedende wijs: zet don’t of never voor het hele werkwoord.
Extra
Om het beleefder te maken of bij advies: zet do vooraan.
Do sit down! / Do talk to him.

Slide 3 - Tekstslide

What is an imperative?
A
A question
B
A sentence
C
To give orders or advise to someone

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is 'imperative'?
A
Look, he is running!
B
How are you?
C
Put your phone away!

Slide 5 - Quizvraag

Which one is imperative?
A
He's speaking to Sam
B
Sam speaks a lot
C
Speak to Sam
D
Sam wants to speak

Slide 6 - Quizvraag

Which is the imperative?
A
Could you help me please?
B
Help me please.
C
Help me!
D
He did help me.

Slide 7 - Quizvraag

Imperative:
Kom binnen!

A
Coming in!
B
Come in!

Slide 8 - Quizvraag

Conjunctions
Voegwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Conjunctions
You use conjunctions when you want to make longer sentences by sticking two sentences together.

Voegwoorden geven het verband tussen de zinnen die ze verbinden aan. These are the ones that are used the most:
Gelijktijdigheid: as, while
Gevolg: so, so that, therefore
Keuze: or
Oorzaak: as, because, for, since
Opsomming and
Tegenstelling although, however, (even) though, whereas, but

Slide 10 - Tekstslide

Conjunctions zijn....
A
conducteurs
B
voegen
C
treinwissels
D
voegwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Conjunctions:

Would you like coffee ................. tea?
A
but
B
or
C
because
D
and

Slide 12 - Quizvraag

Conjunctions gebruik je om
A
zinnen vragend te maken
B
zinnen samen te voegen
C
zinnen in voltooide tijd te zetten
D
zinnen in verleden tijd te zetten

Slide 13 - Quizvraag

Conjunctions (linking words)
Keep quiet _____ go outside.
A
And
B
Because
C
Unless
D
Or

Slide 14 - Quizvraag

An example of a conjunction is
A
but
B
back off
C
must
D
freedom

Slide 15 - Quizvraag

Some, any, every, no

Slide 16 - Tekstslide

Summary

Slide 17 - Tekstslide

Complete the sentence:

Does ...body know what time it is ?
A
no
B
any
C
every
D
some

Slide 18 - Quizvraag

Some, any, every or no?
We won ... games. We lost them all.
A
Some
B
Any
C
Every
D
No

Slide 19 - Quizvraag

Some, any, every or no?
Are there .... chips left?
A
Some
B
Any
C
Every
D
No

Slide 20 - Quizvraag

We don't have ____ milk left. Could you go to the shop and get some more?
A
every
B
any
C
some
D
no

Slide 21 - Quizvraag

Quantifiers
countable and uncountable nouns

Slide 22 - Tekstslide

Quantifiers

Slide 23 - Tekstslide

Quantifiers

Babies need ____ sleep.
A
a lot of
B
many
C
a little
D
much

Slide 24 - Quizvraag

Ken doesn't have ......... friends.

(Quantifiers)
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 25 - Quizvraag

Quantifiers

There is ..... milk in the bottle
A
a little
B
little
C
few
D
a few

Slide 26 - Quizvraag


Choose the correct quantifier:

pieces of clothing
A
many
B
much
C
a little
D
few

Slide 27 - Quizvraag