Via Vervolg - T3 - H1 - moeilijke woorden

Via Vervolg 
Thema 3
- planten en dieren

Hoofdstuk 1
- moeilijke woorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NwederlandsBasisschoolGroep 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Via Vervolg 
Thema 3
- planten en dieren

Hoofdstuk 1
- moeilijke woorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les



* Ik leer nieuwe woorden die te maken hebben met het thema planten en dieren.
* Ik leer met deze nieuwe woorden zinnen te maken om te laten zien dat ik de betekenis van het woord snap. 

Slide 2 - Tekstslide

Bemesten
De grond vruchtbaar maken door er dierenpoep of plantenresten op te gooien.

Ieder voorjaar bemesten de boeren hun land, waardoor planten beter gaan groeien. 

Slide 3 - Tekstslide

Begroeiing
Planten die op een bepaalde plaats groeien.

De gemeente moet de begroeiing snoeien, omdat anders de planten over de weg groeien. 

Slide 4 - Tekstslide

Biologie
Studie van alles wat leeft, zoals planten en dieren.

Een onderzoeker in de biologie heeft nieuwe plantensoorten ontdekt.

Slide 5 - Tekstslide

Fauna
Alle dieren die in een bepaald gebied leven.

Maarten zag een film over de fauna op de Noordpool en was onder de indruk van de beelden van de ijsbeer. 

Slide 6 - Tekstslide

Flora
Alle planten die in een bepaald gebied groeien.

De flora in de woestijn heeft maar weinig water nodig. 

Slide 7 - Tekstslide

Prooi
Een dier dat door een roofdier wordt opgegeten. 

De leeuw besprong zijn prooi en at hem op. 

Slide 8 - Tekstslide

Tuinbouw
Verbouw van groenten, fruit en bloemen.

De tuinbouw van paprika's gebeurt in Nederland in warme kassen omdat het buiten te koud is.

Slide 9 - Tekstslide

Zuurstof
Gas zonder reuk of geur dat nodig is voor de ademhaling.

De vissen gingen dood omdat er te weinig zuurstof in het water zat. 

Slide 10 - Tekstslide

Excotisch
Uit een ander klimaat.

Een exotisch dier zoals een koalabeer, is geen geschikt huisdier.

Slide 11 - Tekstslide

Fokken
Ervoor zorgen dat dieren jongen krijgen.

Aan het fokken van honden zijn strenge regels verbonden omdat je anders misvormde puppy's kunt krijgen. 

Slide 12 - Tekstslide

Dierenasiel
Een opvangplaats voor dieren.

Mijn oma heeft haar hond naar het dierenasiel gebracht, omdat ze niet meer voor hem kon zorgen. 

Slide 13 - Tekstslide

Dierenwelzijn
De toestand waarin zich lichamelijk en geestelijk goed voelen.

De partij voor de dieren komt op voor het dierenwelzijn van kippen die in veel te kleine hokken zitten. 

Slide 14 - Tekstslide

Ecoduct
Brug over de weg voor de oversteek van wilde dieren.

Het ecoduct boven de A1 is bedoeld als oversteekplaats voor edelherten.

Slide 15 - Tekstslide

Leefgebied
Het gebied waarin een dier of diersoort leeft.

Het leefgebied van de koalabeer is Oost-Australië. 

Slide 16 - Tekstslide

Zoogdier
Dier dat levende jongen ter wereld brengt en ze voedt met moedermelk.

De walvis, de olifant en het paard zijn voorbeelden van zoogdieren omdat zij na een zwangerschap levende jongen baren. 

Slide 17 - Tekstslide

Kweken
Planten laten groeien uit zaadjes.

Mijn buren kweken zelf tomatenplanten in hun moestuin.

Slide 18 - Tekstslide

Oogsten
Landbouwproducten van het land halen om op te eten of te verwerken.

Boeren oogsten in augustus graan en andere landbouwproducten. 

Slide 19 - Tekstslide

Plantaardig
Van planten gemaakt of afkomstig.

Vegetariërs eten vooral plantaardig voedsel. 

Slide 20 - Tekstslide

Verwaarlozen
Geen aandacht of zorgen ergens aan besteden.

Planten en dieren moet je niet verwaarlozen, anders gaan ze dood. 

Slide 21 - Tekstslide

Zeldzaam
Wat weinig voorkomt of waar er maar weinig van zijn.

De Madagaskarschildpad is een heel zeldzaam dier omdat er op de hele wereld nog maar 400 van zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag! 
Maak opdracht 1 tot en met 4.

Blz. 204 tot en met 208.

Slide 23 - Tekstslide