H2.1 Elektrische stroom uitwerkingen

• nask
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

H2.1 Elektrische stroom uitwerkingen

1 Mo zegt: ‘Een elektrisch apparaat werkt alleen als het in een gesloten stroomkring is opgenomen.’
Carolien zegt: ‘Als een elektrisch apparaat uit staat, is de stroomkring nog steeds gesloten.’ Wie heeft gelijk?

1. Alleen Mo heeft gelijk
2. Alleen Carolien heeft gelijk
3. Mo en Carolien hebben allebei gelijk
4. Geen van beiden heeft gelijk

2 Vul in:
a Als je een elektrisch apparaat aanzet, maak je een gesloten ....... .
b Er loopt dan via het snoer een ................ door het apparaat.

3 In een stroomkring kun je de stroomsterkte meten. Welke eenheid gebruik je voor stroomsterkte?

1. ampère
2. kilowattuur
3. volt
4. watt

4 We vergelijken de stroomsterkte in een parallelschakeling met de stroomsterkte in een serieschakeling.
Welke van de volgende beweringen daarover is waar?

1. In beide schakelingen is de stroomsterkte altijd overal even groot
2. In een serieschakeling is de stroomsterkte altijd groter dan in een parallelschakeling
3. In een parallelschakeling is de stroomsterkte altijd groter dan in een serieschakeling
4. In een serieschakeling is de stroomsterkte altijd overal even groot.

5 Vul in:
a Met een ........... kun je de stroomsterkte meten in een elektrische stroomkring.
b Voor de stroomsterkte wordt de letter ......... gebruikt.
c I = 0,5 A betekent: ........
d De totale stroomsterkte in een parallelschakeling kun je berekenen met de formule: .....

6 Je hebt een serieschakeling met drie lampjes. Je wilt de stroomsterkte meten. Hoe moet je de stroommeter dan in de schakeling opnemen?

1. Je moet de stroommeter parallel met het lampje schakelen
2. Je moet de stroommeter in serie met het lampje schakelen
3. Het maakt niet uit op wat voor manier je de stroommeter schakelt, zolang het lampje maar brandt.

7 Het rondlopen van een elektrische stroom kun je vergelijken met het stromen van water door een cv-installatie.
a Wat is de ‘pomp’ in een elektrische stroomkring?
b Wat zijn de ‘kranen’ in een elektrische stroomkring?
c Wat zijn de ‘buizen’ in een elektrische stroomkring?

8 In figuur 1 zie je een foto van een schakeling.

Teken naast de foto het bijbehorende schakelschema.

1 mA =   0,001 A

Vul in:

a 0,005 A =       mA

b 0,035 A =       mA

c 0,232 A =       mA

d 5 mA =          A

 

e 10 mA =           A

f 25 mA =            A

g 183 mA =         A

a 0,5 A = mA e 0,01 A = mA
b 1,2 A = mA f 3,05 A = mA
c 3 A = mA g 7,289 A = mA
d 16 A = mA

11  Jenny doet drie proeven waarbij ze telkens de stroom meet. De foto’s in figuur 2 zijn tijdens die proeven genomen. Noteer bij elke foto:

– welk meetbereik is gebruikt;

– hoe groot de stroomsterkte is.

a Foto a:   meetbereik:           A

                   stroomsterkte:      A

11  Jenny doet drie proeven waarbij ze telkens de stroom meet. De foto’s in figuur 2 zijn tijdens die proeven genomen. Noteer bij elke foto:

– welk meetbereik is gebruikt;

– hoe groot de stroomsterkte is.

a Foto b:   meetbereik:           A

                   stroomsterkte:      A

11  Jenny doet drie proeven waarbij ze telkens de stroom meet. De foto’s in figuur 2 zijn tijdens die proeven genomen. Noteer bij elke foto:

– welk meetbereik is gebruikt;

– hoe groot de stroomsterkte is.

a Foto c:   meetbereik:           A

                   stroomsterkte:      A

12 Jos heeft drie manieren bedacht om de stroomsterkte door een lampje te meten. Kijk naar de schakelschema’s in figuur 3.

 a Leg uit welke schakeling van Jos fout is.

12  Jos heeft drie manieren bedacht om de stroomsterkte door een lampje te meten. Kijk naar de schakelschema’s in figuur 3.

b Maakt het uit welke van de twee overgebleven schakelingen hij kiest? Leg je antwoord uit.

13  Ilse gebruikt een stroommeter om de stroomsterkte door een lampje te meten (figuur 4). Er is iets fout: de wijzer van de stroommeter beweegt de verkeerde kant op.

a  Wat heeft Ilse fout gedaan?

13  Ilse gebruikt een stroommeter om de stroomsterkte door een lampje te meten (figuur 4). Er is iets fout: de wijzer van de stroommeter beweegt de verkeerde kant op.

b  Wat moet Ilse doen om dit probleem op te lossen?

14 Wat gebeurt er met de lampjes als je in een serieschakeling één lampje losdraait?

1. Alleen het losgedraaide lampje gaat uit.
2. De andere lampjes gaan feller branden
3. De andere lampjes gaan minder fel branden
4. Alle lampjes gaan uit

15 Wat gebeurt er met de lampjes als je in een parallelschakeling één lampje losdraait?

1. Alle lampjes gaan uit
2. Alleen het losgedraaide lampje gaat uit
3. De andere lampjes gaan minder fel branden
4. De andere lampjes gaan feller branden

De bel in Lottes flat rinkelt als je een knop indrukt bij de hoofdingang van het flatgebouw. De bel rinkelt ook als je  bij de voordeur van haar flat aanbelt.

a Maak het schakelschema van figuur 5 op de juiste manier af.

De bel in Lottes flat rinkelt als je een knop indrukt bij de hoofdingang van het flatgebouw. De bel rinkelt ook als je  bij de voordeur van haar flat aanbelt.

b Zijn de schakelaars in serie of parallel geschakeld?

17 Jorien en Freek doen een proef met een parallelschakeling van twee lampjes.

Tijdens de proef meten ze:

– de stroomsterkte door een van de lampjes,

– én de totale stroomsterkte.

b Jorien draait één lampje los.

Welke meters geven nu een andere waarde aan?

17 Jorien en Freek doen een proef met een parallelschakeling van twee lampjes.

Tijdens de proef meten ze:

– de stroomsterkte door een van de lampjes,

– én de totale stroomsterkte.

a Teken in figuur 6 de schakeling die Jorien en Freek voor deze proef moeten maken, met de beide stroommeters op de goede plekken.

18 Mayia heeft een schakeling gebouwd met een lampje en een stroommeter. In figuur 7 zie je haar schakeling. De stroommeter geeft op dit moment 0,2 A aan.

Mayia sluit hierna nog zo’n lampje aan, parallel met het eerste lampje. De stroommeter meet nu de stroom door beide lampjes samen.

Teken in figuur 7 hoe Mayia het tweede lampje heeft aangesloten.