In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Welkom in de les
Vandaag:
terug blikken op H4
practicum 5
'Toetsvragen maken'
Afsluiten les
Hoofdstuk 4 - Kracht en beweging
Slide 1 - Tekstslide
Huiswerk gemaakt?
Slide 2 - Tekstslide
Vragen §4.4
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Opgave 61 a
G: m = 120 kg, g = 9,81 N/kg, h = 2 m
G: W = ? J
F:
B:
A: De arbeid die wordt gebruikt is 2354,4 J.
Wz=m⋅g⋅h
Wz=120⋅9,81⋅2=2354,4
Slide 5 - Tekstslide
Opgave 61 b, c
Slide 6 - Tekstslide
Opgave 62 a
G: m = 70 kg, g = 9,81 N/kg, h = 1,2 m
G: W = ? J
F:
B:
A: De arbeid die wordt gebruikt is 824,04 J.
Wz=m⋅g⋅h
Wz=70⋅9,81⋅1,2=824,04
Slide 7 - Tekstslide
Opgave 62 a
G: m = 70 kg, g = 9,81 N/kg, h = 1,2 m
G: F = ? N
F:
B:
A: De kracht die wordt uitgeoefend is 201 N.
Wz=F⋅s
F=4,1824,04=201
F=sW
Slide 8 - Tekstslide
Vragen H4
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de eenheid van arbeid?
A
Newton (N)
B
Joule (J)
Slide 11 - Quizvraag
Als iets arbeid verricht dan moet er
A
een afstand worden afgelegd
B
een kracht zijn
C
een kracht zijn en een afstand worden afgelegd
D
een sterke kerel zijn
Slide 12 - Quizvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 13 - Quizvraag
Een fietser fietst op een fietspad en ziet een bal de weg op rollen. Terwijl hij grijpt naar zijn rem legt hij 2 meter af en daarna komt hij na het remmen op een totale afstand van 9 meter tot stilstand. Wat was zijn remafstand?
A
4,5 meter
B
7 meter
C
9 meter
D
11 meter
Slide 14 - Quizvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 15 - Quizvraag
Stopafstand = reactieafstand - remweg
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 17 - Quizvraag
a) reactietijd = ............s
b) reactieafstand = ............... m
c) stopafstand = ............. m
1,0
4,7
23
0,7
16,8
64,8
71
Slide 18 - Sleepvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 19 - Quizvraag
Als iets arbeid verricht dan moet er
A
een afstand worden afgelegd
B
een kracht zijn
C
een kracht zijn en een afstand worden afgelegd
D
een sterke kerel zijn
Slide 20 - Quizvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 21 - Quizvraag
De formule van stoot is
A
= m*a
B
= F*t
C
= m*g
D
= F*s
Slide 22 - Quizvraag
Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
Slide 23 - Quizvraag
Stoot is hetzelfde als bewegingsenergie.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Als je een zware en een lichte bowlingbal een gelijke stoot geeft. Welke bal krijgt meer snelheid?
A
De lichte bal
B
De zware bal
Slide 25 - Quizvraag
De kist heeft een gewicht van 1000 N. Hoe groot is de benodigde spierkracht?
1000 N
500 N
333 N
250 N
200 N
Slide 26 - Sleepvraag
De takel draagt een last van 1200 N. Hoe groot is de trekkracht Fh bij de getekende takel?
A
400 N
B
600 N
C
1200 N
D
2400 N
Slide 27 - Quizvraag
Elroy en Noud verbouwen een huis. Ze brengen ieder twee zandzakken van de begane grond naar de eerste etage. Elroy pakt beide zandzakken vast en loopt de trap slechts één keer op. Noud loopt de trap twee keer op: iedere keer met één zandzak. Wie verricht de meeste arbeid?
A
Ze verrichten evenveel arbeid.
B
Noud
C
Elroy
D
Dat kun je met deze info niet weten.
Slide 28 - Quizvraag
Practicum 5
Gulden regel bij katrollen, blz. 139
Slide 29 - Tekstslide
Practicum 5
Slide 30 - Tekstslide
'Toetsvragen maken'
Bedenk in tweetallen 2 vragen voor de toets en schrijf deze op een blaadje. Maak de ene vraag relatief eenvoudig en de ander wat moeilijker. Geef aan hoeveel punten er voor de vragen te behalen zijn. Geef Schrijf netjes. Gebruik je boek hierbij.
Schrijf op en ander blaadje het nakijkvoorschrift van de vragen. Schrijf het antwoord op en beschrijf hoe de vraag moet worden nagekeken. Waar moet het antwoord aan voldoen. Wanneer krijg je alle punten en wanneer maar een deel.
Er komen twee goede vragen in de uiteindelijke toets terug.
timer
10:00
Slide 31 - Tekstslide
'Toetsvragen maken'
Nu gaan we elkaars toetsvragen maken. Je gaat met z'n tweeën de toetsvragen beantwoorden op een apart blaadje.
timer
5:00
Slide 32 - Tekstslide
'Toetsvragen maken'
Geef de toetsvragen en de antwoorden terug aan het andere groepje. We nemen twee minuten om het na te kijken. Gebruik daarvoor het nakijkvoorschrift. Kijk het antwoord na met een andere kleur pen of potlood. Zet het behaalde aantal punten op het blaadje.
Geef na het nakijken de antwoorden terug. Kijk of je de vragen goed hebt beantwoord en hoeveel punten jullie hebben behaald.
Lever alle toetsvragen en nakijkvoorschriften in.
timer
2:00
Slide 33 - Tekstslide
Voorbereiden op een Toets!
Lees de tekst van de paragraaf door;
Maak een lijst van de signaalwoorden/begrippen (blauw gedrukte woorden) met de betekenis;
Lees 'Samengevat'. Snap je het? Prima, zo niet lees de tekst (of een gedeelte) nog eens door en pak je lijst met signaalwoorden erbij totdat je alles begrijpt.
Maak opgaven, misschien ook uit de groene, blauwe - of paarse route;
Kijk je opgaven goed na, weet wat je goed doet en nog niet goed doet.
Lees 'Je kunt nu'. Kun je dat? Prima, zo niet maak nog wat opgaven totdat je alles met ja kunt beantwoorden;