Verbes -er

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

BONJOUR 

Bonjour

et 

bienvenue!!

werkwoorden

eindigen op -er

Aimer	Houden van
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles

Regelmatige werkwoorden op -er

aime

aiment

aimons

aime

aimes

aimez

werkwoorden op - er
Je ... (danser)

1. danse
2. danses
3. dansez
4. dansent

Wat zijn werkwoord op - er?

1. parler
2. avoir
3. manger
4. aimer

werkwoorden op - er
Je ................... (danser)

1. dansons
2. dansez
3. dansent
4. danse

Wat is geen werkwoord?

1. avoir
2. être
3. aller
4. belle

danser	dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles

Regelmatige werkwoorden op -er

in de présent.

danse

dansent

dansons

danse

danses

dansez

Werkwoorden op -er
Wat is de eerste stap om een regelmatig werkwoord te vervoegen?

1. Je vult de uitgang bij de goede persoon in.
2. Je haalt -er van het werkwoord af.
3. Je schrijft op wat goed klinkt.
4. Je vertaalt het werkwoord.

Als ik een werkwoord vervoeg

1. zoek ik de juiste uitgang bij het onderwerp
2. kies ik een uitgang die ik leuk vind
3. zet ik steeds dezelfde letters achter het werkwoord
4. kies ik de uitgang die het beste klinkt

Het ezelsbruggetje -er werkwoorden is

1. Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast
2. Een eenhoorn eet ons ezeltje enthousiast

Werkwoorden op -er. Sleep de vervoegingen van het werkwoord naar de juiste persoon.

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

parle

habitez

regardons

détestent

joue

danses

danser	dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles

Regelmatige werkwoorden op -er

danse

dansent

dansons

danse

danses

dansez

Exercices avec les verbes en er

manger - Tu ... une glace ? Oui, je ...une glace au chocolat.

écouter - Vous ... le prof ? Oui, nous ... le prof.

aimer     - Ils ... les frites ?   Oui, ils ... les frites.

adorer    - On ... les films ?  oui, on ... les films.

détester- Paul ... faire les devoirs.

regarder- Marie ... la télé.

Exercices avec les verbes en er

manger - Tu manges une glace ?

                      Oui, je mange une glace au chocolat.

écouter - Vous écoutez le prof ? Oui, nous écoutons le prof.

aimer     - Ils aiment les frites ?   Oui, ils aiment les frites.

adorer    - On adore les films ?  oui, on adore les films.

détester- Paul déteste faire les devoirs.

regarder- Marie regarde la télé.

Francofolies p. 66-67

Maak alles in een word bestand