Alle eicellen zijn al bij de geboorte aanwezig, maar vanaf de puberteit gaan ze zich ontwikkelen. De vrouwelijke geslachtcellen (eicellen) worden in de
eierstokken (nummer 2) opgeslagen en in tijd verder ontwikkelt.
Ongeveer een keer per 4 weken vindt er een rijping van een eicel en de eisprong plaats. Wanneer de eicel vrijkomt, dan wordt deze opgevangen in de trechter (nummer 1) van de eileider (nummer 3).