In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Begrijpend lezen blok 5 - les 1
Slide 1 - Tekstslide
Column
Slide 2 - Woordweb
Wat is een column?
Een kort stukje proza (verhaaltje) dat regelmatig in een krant of tijdschrift verschijnt
Meestal geschreven met een ironische achtergrond
Doel: combinatie informeren, overtuigen, amuseren of na laten denken
Slide 3 - Tekstslide
Onderwerpen column
Actuele gebeurtenis en de kijk van de schrijver daarop
Persoonlijke belevenissen van de schrijver
Reacties op politieke of maatschappelijke verschijnselen
Gebeurtenissen die de schrijver hebben geraakt
Slide 4 - Tekstslide
Lees tekst 2 op blz. 226
Slide 5 - Tekstslide
Vraag 1: Wat is de belangrijkste manier die de schrijver in de inleiding (r. 1 - 4) gebruikt?
A
Onderwerp aankondigen
B
Anekdote vertellen
C
Een of meer vragen stellen
D
Aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 2
Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen.
Schrijf ook het regelnummer op.
a. dit (regel 7)
b. dat (regel 10)
Verwijswoorden verwijzen naar: een woord, een woordgroep of hele zin.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag 2
a dit verwijst naar ‘elke dag … films kijken’ (r. 5-7)
b dat verwijst naar ‘heel nuttig’ (r. 9-10)
Tip voor het vinden van verwijswoorden: Stel de vraag 'wat'.
a. Wat lijkt mij heel leuk?
b. Wat is tv-kijken vaak toch ook niet?
Slide 8 - Tekstslide
Vraag 3
Wat is de mening van de schrijver die uit alinea 2 (r. 5 - 12) blijkt?
Antwoord: Een spel spelen is hetzelfde als twee uur tv-kijken of in de vakantie de hele nacht tv-kijken (r. 5 - 7).
Tip:
Haal je antwoord uit de tekst èn gebruik ook de woorden uit de tekst.
Slide 9 - Tekstslide
Vraag 4
Is het tussenkopje boven alinea 3 een uitspraak van de schrijver?
Antwoord: Nee, het tussenkopje geeft aan hoe anderen denken over gamers die betaald krijgen.
Slide 10 - Tekstslide
Ironie
vorm van milde, niet kwetsende of beledigend bedoelde (zelf)spot
bij verbale ironie wordt het tegenovergestelde gezegd van wat er wordt bedoeld
Slide 11 - Tekstslide
Vraag 5
Formuleer een kernzin voor alinea 4 (r. 24 - 26)/
Antwoord: Het stigma op gamen moet verdwijnen.
Formuleren = verwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Vraag 6
In de laatste alinea staat het signaalwoord Daarom (r. 27).
a. Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
b. Schrijf de delen van dit verband op.
Antwoord:
a. uitspraak - reden
b. uitspraak: een voorstel: verzamel al ... de televisie (r. 27 - 29).
b. reden: Natuurlijk zal ... vanzelf verdwijnen (r. 27).
Slide 13 - Tekstslide
Vraag 7
Waarom geeft de schrijver het advies het verzamelde commentaar alleen te geven aan mensen die hetzelfde commentaar hebben op gamers?
Antwoord: Omdat anders het negatieve beeld van gamers nog sterker wordt (r. 31).
Tip:
Haal je antwoord uit de tekst èn gebruik ook de woorden uit de tekst.
Slide 14 - Tekstslide
Vraag 8
a. Wat is het antwoord van de schrijver op de vraag uit de inleiding en de titel: wat is er nou mis met gamen?
b. Schrijf de onderbouwing (argumentatie) op die de schrijver geeft.
c. Welk soort argumenten gebruikt de schrijver?
Slide 15 - Tekstslide
Soorten argumenten
1 feitelijk argument
2 ervaringsargument
3 nut of (on)gewenst gevolg
4 veronderstelling/vermoeden
5 vergelijkingsargument
6 emotioneel argument
Slide 16 - Tekstslide
Vraag 8
a. Er is niets mis met gamen.
b. Gamen is hetzelfde als twee uur tv-kijken of in de vakantie de hele nacht tv-kijken. Voetballers krijgen ook miljoenen betaald, net als de professionele gamers van de e-divisie van Nederlandse voetbalclubs.
c. vergelijkingsargument
Slide 17 - Tekstslide
Vraag 9
a. Vind je de argumenten van de schrijver sterk?
b. Ben jij het met haar eens? Licht je antwoord toe.
Antwoord: Eigen mening. Heb je je antwoorden toegelicht?
Onderbouw altijd je mening.
Slide 18 - Tekstslide
Vraag 10
Omschrijf met welk gevoel de schrijver de tekst waarschijnlijk heeft geschreven. Leg uit waarom je dat gevoel kiest.
Antwoord: Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ze heeft een boos gevoel, ze voelt zich niet gewaardeerd om haar hobby. Dat blijkt uit woorden als: '... gezien als lui, asociaal, eenzaam, verslaafd, agressief. Wat een ophef. Het enige wat ze doen is – o ja, een spelletje spelen. Laat mensen toch gewoon genieten van hun hobby’s.'
Gebruik de tekst om je antwoord uit te leggen.
Slide 19 - Tekstslide
Vraag 11
Is de tekstvorm van tekst 2 een column? Licht je antwoord toe.
Antwoord: Ja, de tekstvorm is een column. De persoonlijke boodschap van de schrijver is duidelijk herkenbaar. De schrijver geeft een duidelijke visie op het onderwerp.
Alleen ja of nee is geen antwoord wanneer er om een toelichting wordt gevraagd. Gebruik in je toelichting de kenmerken van een column.
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht Tekstverbanden
1 uitspraak - opsomming
2 uitspraak - toelichting
3 uitspraak - tegenstelling
4 middel - doel
5 oorzaak - gevolg
6 uitspraak - vergelijking
7 uitspraak - reden
8 uitspraak - conclusie
9 uitspraak - samenvatting
10 - uitspraak - voorwaarde
Gisteren ben ik naar de stad geweest om een spijkerbroek en nieuwe sneakers te kopen.
Opdracht:
Maak het verhaal af en gebruik zo veel mogelijk tekstverbanden.
Slide 21 - Tekstslide
Lees tekst 3 op blz. 229 en noteer onbekende woorden.