Present Simple and Continuous


Present Simple & Present Continuous
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Present Simple & Present Continuous

Slide 1 - Tekstslide

Today 
present simple & continuous 
short writing 
Review 

Slide 2 - Tekstslide

Mission
I can see the difference between the present simple & continuous & show it in sentences
I can write a paragraph & use the words from unit 1 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

write sentences 
write a mix of present simple & cotninuous sentences based on the video you just saw 
Example 
Jake is eating ice cream 

Slide 5 - Tekstslide

write a present tense story
use these words in your writing:
Grumpy - full - Fashionable - sweet - pancake - fresh - mountain - climb - camp 

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we de present simple & present continuous
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomst
D
voltooide tijd

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Continuous?
A
He was working late.
B
He is working late.
C
He worked late.
D
He has worked late.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple?
A
He is working late.
B
He works late.
C
He work late.
D
He worked late.

Slide 9 - Quizvraag

Welke tijd is hier gebruikt: de present simple of de present continuous? Sleep de zinnen naar de juiste tijd. 
Present simple 
Present continuous
I sing every day. 
I am singing right now. 
Water boils at 100 *C.
He likes pizza. 
I am playing a game.
He is sleeping at the moment. 
He likes to dance.
I am dancing. 

Slide 10 - Sleepvraag

Present Simple & Continuous

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 13 - Quizvraag

Present Continous:

Wanneer gebruik je de Present Continous?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 14 - Quizvraag

Welke woorden gebruik je met Present Simple en welke met Present Continuous?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 15 - Sleepvraag

Right now
A
present simple
B
present continuous

Slide 16 - Quizvraag

at the moment
A
present simple
B
present continuous

Slide 17 - Quizvraag

Often
A
present simple
B
present continuous

Slide 18 - Quizvraag

Usually
A
present simple
B
present continuous

Slide 19 - Quizvraag

Look! Andy .... in the garden.
A
is working
B
works
C
are working

Slide 20 - Quizvraag

People from France always .... French
A
are speaking
B
speak

Slide 21 - Quizvraag

Tony .... near the park. He lives near the library.
A
doesn't live
B
don't live
C
isn't living

Slide 22 - Quizvraag

Sunny ... her homework each day.
A
do
B
is doing
C
does
D
are doing

Slide 23 - Quizvraag


They ... (dance) at the moment

Slide 24 - Open vraag

Look! He ___ (leave) the house.

Slide 25 - Open vraag

She usually ___ (walk) to school.

Slide 26 - Open vraag

I ___ (put) food in the oven right now.

Slide 27 - Open vraag

My dad ___ (not work) in the office every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 28 - Open vraag

They ___ (not go) to the beach every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 29 - Open vraag

Maak nu zelf een zin met de present continuous

Slide 30 - Open vraag

Maak nu zelf een zin met de present simple.

Slide 31 - Open vraag

k weet hoe ik de Present Simple maak en wanneer ik het moet gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 32 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de Present Continous maak en wanneer ik het moet gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 33 - Quizvraag