Present Simple vs Present Continuous (3M)

Present simple vs present continuous
Doel van de les: je kan in je eigen woorden uitleggen wat beide tijden zijn en je kunt er een correcte zin mee maken.
Doel van de les: je kan je voorkennis over de present simple & present continuous koppelen aan nieuwe kennis over deze onderwerpen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Present simple vs present continuous
Doel van de les: je kan in je eigen woorden uitleggen wat beide tijden zijn en je kunt er een correcte zin mee maken.
Doel van de les: je kan je voorkennis over de present simple & present continuous koppelen aan nieuwe kennis over deze onderwerpen.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we de present simple & present continuous
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomst
D
voltooide tijd

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Continuous?
A
He was working late.
B
He is working late.
C
He worked late.
D
He has worked late.

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple?
A
He is working late.
B
He works late.
C
He work late.
D
He worked late.

Slide 4 - Quizvraag

Welke tijd is hier gebruikt: de present simple of de present continuous? Sleep de zinnen naar de juiste tijd. 
Present simple 
Present continuous
I sing every day. 
I am singing right now. 
Water boils at 100 *C.
He likes pizza. 
I am playing a game.
He is sleeping at the moment. 
He likes to dance.
I am dancing. 

Slide 5 - Sleepvraag

Present Simple & Continuous

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Present simple vs present continuous
Present simple
Present continuous
Wanneer
Feiten, gewoontes, regelmaat
NU bezig of je vindt iets irritant.
Hoe (+)
SHIT-rule (ww+s
He walks to school every day.
am/is/are + ww-ing
He is walking to school now.
Hoe (-)
don't/doesn't + ww
He doesn't walk to school every day.
am not/isn't/aren't + ww-ing
He isn't walking to school now.
Hoe (?)
do/does + ww
Does he walk to school every day?
am/is/are + ww-ing?
Is he walking to school now?
Key words
every day, always, on Saturdays, never, sometimes, etc.
Right now, at the moment, now, look! listen! currently, as we speak

Slide 8 - Tekstslide

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 9 - Quizvraag

Present Continous:

Wanneer gebruik je de Present Continous?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 10 - Quizvraag

Welke woorden gebruik je met Present Simple en welke met Present Continuous?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 11 - Sleepvraag

Right now
A
present simple
B
present continuous

Slide 12 - Quizvraag

at the moment
A
present simple
B
present continuous

Slide 13 - Quizvraag

Often
A
present simple
B
present continuous

Slide 14 - Quizvraag

Usually
A
present simple
B
present continuous

Slide 15 - Quizvraag

Look! Andy .... in the garden.
A
is working
B
works
C
are working

Slide 16 - Quizvraag

People from France always .... French
A
are speaking
B
speak

Slide 17 - Quizvraag

Tony .... near the park. He lives near the library.
A
doesn't live
B
don't live
C
isn't living

Slide 18 - Quizvraag

Sally ... very annoying. She must stop!
A
is acting
B
acts
C
is act
D
are acting

Slide 19 - Quizvraag

Sunny ... her homework each day.
A
do
B
is doing
C
does
D
are doing

Slide 20 - Quizvraag

___ Mrs. Groen ___ (teach) M3a?
A
Do - teach
B
Do - teaches
C
Does - teaches
D
Does - teach

Slide 21 - Quizvraag

___ the students ___ (have) class right now?
A
Is - having
B
Are - have
C
Are - having
D
Am - having

Slide 22 - Quizvraag


They ... (dance) at the moment

Slide 23 - Open vraag

Look! He ___ (leave) the house.

Slide 24 - Open vraag

My dad ___ (not work) in the office every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 25 - Open vraag

She usually ___ (walk) to school.

Slide 26 - Open vraag

My little brother ___ (complain) all the time! I really hate it.

Slide 27 - Open vraag

___ the students often ___ (have) English?
(zet ook 'the students' in je antwoord)

Slide 28 - Open vraag

I ___ (put) food in the oven right now.

Slide 29 - Open vraag

They ___ (not go) to the beach every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 30 - Open vraag

Where is Ben. ___ he ___ (follow) classes at the moment?
(gebruik 'he' ook in je antwoord.)

Slide 31 - Open vraag

Maak nu zelf een zin met de present continuous

Slide 32 - Open vraag

Maak nu zelf een zin met de present simple

Slide 33 - Open vraag

Ik weet hoe ik de Present Simple maak en wanneer ik het moet gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 34 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de Present Continous maak en wanneer ik het moet gebruiken.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 35 - Quizvraag

Huiswerk
Voor woensdag 25 september, 9e uur: 
Maak opdr. 25b en 26
op pagina 50 & 51

Slide 36 - Tekstslide