Communicatie (les 3 - quiz)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Miscommunicatie ontstaat als je elkaar niet goed begrijpt.

Er zijn technieken om te zorgen dat de communicatie beter verloopt, zoals LSD. Wat bedoelen we met "Gebruik LSD!"?
A
Neem drugs, dan praat je makkelijker
B
Luisteren - Samen Doorvragen
C
Luisteren - Sturen - Doorvragen
D
Luisteren - Samenvatten - Doorvragen

Slide 2 - Quizvraag


De L in LSD staat voor Luisteren.

Hoe kun je laten zien dat je luistert?
A
Oogcontact maken
B
Op je telefoon kijken en zeggen "Ik luister hoor!"
C
Af en toe "hmm hmm" zeggen
D
Af en toe knikken

Slide 3 - Quizvraag

De auto van Dhr. Lubberts is vandaag niet door de APK gekomen. Hij komt naar de garage om te vertellen dat hij het er niet mee eens is. Hij is erg boos en praat nu al vijf minuten...

Welke vraag is in LSD een goed voorbeeld bij 'S'?
A
Dus wat wilt u nu eigenlijk?
B
Dus u bent ontevreden over onze service?
C
Wilt u koffie?
D
Wat is er aan de hand?

Slide 4 - Quizvraag

Mevrouw Bakker komt in de garage met klachten over een piepend geluid tijdens het sturen naar rechts.

Welke vraag is een goed voorbeeld van de D van LSD?
A
Hoort u het geluid ook als u naar links stuurt?
B
Is dat altijd zo geweest?
C
Hoe lang spelen deze problemen al?
D
Heeft u zin in een kopje koffie?

Slide 5 - Quizvraag

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Ben je verliefd?

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Hoe komt dat?

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Weet jij hoe laat de bus gaat?

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Waarom wil je chauffeur worden?

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 10 - Sleepvraag


Bij de volgende vragen moet je van 
gesloten vragen een open vraag maken. Bijvoorbeeld: 

Gesloten vraag:
"Heb je wel eens meegedaan aan het 
  voetbaltoernooi van school?" 
 
Open vraag:
"Hoe vaak heb je meegedaan aan het
voetbaltoernooi van school?"

Slide 11 - Tekstslide

Maak een open vraag.
Is het al bijna vakantie?

Slide 12 - Open vraag

Maak een open vraag.
Ben je nou nog niet klaar?

Slide 13 - Open vraag

Maak een open vraag.
Zijn we al klaar met het
oefenen van vragen stellen?

Slide 14 - Open vraag


Bij de volgende vragen moet je bij 
elke opmerking een passende open vraag bedenken. 
Bijvoorbeeld: 

Opmerking:
"Ik weet niet of ik dit wel kan, hoor...."
  
Open vraag:  
"Waar twijfel je aan?"

Slide 15 - Tekstslide

"Ik ben echt
kapot chagrijnig vandaag!'

Slide 16 - Open vraag


"Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om zaterdag naar de bioscoop te gaan..."

Slide 17 - Open vraag


"Dit duurt me te lang.
Ik doe het wel alleen!"

Slide 18 - Open vraag


"Ik zie er tegenop om examen te doen"

Slide 19 - Open vraag



In de volgende vraag staan drie kolommen. 

In de middelste kolom staan situaties waarin je vragen kunt stellen. Kun je in die situaties beter een open of een gesloten vraag stellen? 

Sleep de situatie naar de juiste kolom.  

Slide 20 - Tekstslide

Open vraag
Gesloten vraag
Je wilt een uitgebreide uitleg krijgen
Vragen naar iemands mening
Controleren of je het begrijpt
Specifieke informatie krijgen
Je begrijpt iets nog niet 

Slide 21 - Sleepvraag