1. 3H Theme 4 - Past Simple vs Present Perfect

Past simple + Present perfect
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Past simple + Present perfect

Slide 1 - Tekstslide

Learning Objective 
At the end of this lesson you know:

How to form the past simple and present perfect.

When to choose past simple or present perfect.

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple

Slide 3 - Tekstslide

Past simple in affirmative sentences
Do you recognize the past simple?
  • I was in London last year. (be)
  •  We saw this film last night. (see)
  •  They bought the same dress yesterday. (buy)
  •  I worked really hard last year (work)

Slide 4 - Tekstslide

Wat zet je achter een regelmatig werkwoord om er een past simple van te maken?

Slide 5 - Open vraag

Bij de irregular verbs is welke kolom de past simple? 1e- 2e of 3e?

Slide 6 - Open vraag

Past simple (questions)
Can you recognize the past simple in questions?
  •  Was I in London last year? (be)
  •  Did we see this film last night ?(see)
  •  Did they buy the same dress yesterday? (buy)
  •  Did I work hard last year? (work)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?

Slide 8 - Open vraag

Past simple (negations)

  •  I wasn't in London last year. (be)
  •  We didn't see this film last night. (see)
  •  They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
  •  I didn't work hard last year (work)

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning met de past simple?

Slide 10 - Open vraag

When use Past Simple?
Iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Vaak met bijv:   yesterday/  last year/  in 1980/  when I was a child etc.

Examples:
• It happened in 1870.
• He saw her last week
• We first met a year ago.





Slide 11 - Tekstslide

Present Perfect

Slide 12 - Tekstslide

Present perfect

- My father has lived in Rome for two years. (live)
- I have been in New York for a week. (be)
- They have known each other since 2013. (know)

Slide 13 - Tekstslide

Hoe maak je een present perfect (regelmatige werkwoorden)?

Slide 14 - Open vraag

Hoe maak je een present perfect (onregelmatige werkwoorden)?

Slide 15 - Open vraag

Present perfect (questions)


- Has my father lived in Rome for two years? (live)
- Have  been in New York for a week? (be)
- Have they known each other since 2013? (know)

Slide 16 - Tekstslide

Present perfect (negations)


- My father has not (hasn't) lived in Rome for two years. (live)
- I have  not (haven't) been in New York for a week. (be)
- They have not (haven't) known each other since 2013. (know)

Slide 17 - Tekstslide

Hopelijk viel je het volgende op...

  • Er komt have (I, you, we, they) of has (he,she, it) in voor.
  • Het ww krijgt  -ed of verandert in  de 3de vorm
  • Bij ontkennende zinnen komt not  achter has/have
  • Bij vraagzinnen komt has/have vooraan in de zin. 
     
              
          

Slide 18 - Tekstslide

When use Present Perfect? 
Als iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
                                      I have lived in Groningen since 1998

Bij ervaringen           So far, I haven’t heard from him.
                                       I have never been to London.

Gebeurtenissen in het verleden die nu nog invloed hebben
                               I can't find my keys. I have lost them.
                              

Slide 19 - Tekstslide

Signaalwoorden present perfect
Belangrijke signaalwoorden om uit je hoofd te leren;
- since, for, just, ever, never, yet, already, so far, up till know, (for)how long, lately?
• How long have you been here?
• Have you read any good books lately?
• He has never had a date with her.
• So far, I haven’t heard from him.


Slide 20 - Tekstslide

Exercise 1
Schrijf het voltooid deelwoord op van het gegeven werkwoord.
5 open opgaves.

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
throw

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
fall

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
cycle

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
paint

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
hide

Slide 26 - Open vraag

Exercise 2
Kies de juiste vorm van de present perfect  of de past simple
5 meerkeuze opgaves.

Slide 27 - Tekstslide

Exercise 2 voorbereiding
Denk aan de 3 vragen: 
1. Is het op dit moment nog aan de gang?
    Ja = present perfect         nee = vraag 2
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
    Ja = present perfect          nee = vraag 3
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
    Ja = present perfect          nee = past simple

Slide 28 - Tekstslide

I ___ very poorly; I am very tired now.
A
have sleeped
B
have slept
C
slept

Slide 29 - Quizvraag

I ___ something wrong and then I became ill. I am better now.
A
have eaten
B
ate
C
eaten

Slide 30 - Quizvraag

We ___ that film several times before.
A
have watched
B
watcht
C
has watched

Slide 31 - Quizvraag

Yesterday, I ___ a new TV.
A
have bought
B
buyed
C
bought

Slide 32 - Quizvraag

You ___ your coat at my place yesterday.
A
have left
B
leaved
C
left

Slide 33 - Quizvraag

Exercise 3
Vul zelf de juiste vorm in van de
present perfect  of de past simple.
Schrijf alleen antwoord op!
Succes!
5 open opgaves.

Slide 34 - Tekstslide

Again: when you’re not quite sure which to use:

1. Is het op dit moment nog aan de gang? 
 Ja: Present Perfect Nee: ga naar vraag 2

2. Gaat het over ervaringen tot nu toe? 
 Ja: Present Perfect Nee: ga naar vraag 3

3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
 Ja: Present perfect Nee: Past Simple

Slide 35 - Tekstslide

Fill in past simple or present perfect.
Jack .........(finish) work an hour ago.

Slide 36 - Open vraag

I ..................(be) a teacher since 2010.

Slide 37 - Open vraag

The artist ___ on his painting for several weeks now. (work)

Slide 38 - Open vraag

They ___ for treasures since 1999. (search)

Slide 39 - Open vraag

I can't find my books. I ___ everywhere! (look)

Slide 40 - Open vraag

It ___ yesterday. I bought an umbrella. (rain)

Slide 41 - Open vraag

My sister ___ my phone and now it's lost. (borrow)

Slide 42 - Open vraag

Write down 3 things you learnt from this lesson

Slide 43 - Open vraag

Ask me about 1 thing you didn't really understand

Slide 44 - Open vraag