In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
samentrekking en beknopte bijzin 3 havo
Slide 1 - Tekstslide
Van de zin "Jan kwam thuis en Jan haalde een boterham" kunnen we de zin maken "Jan kwam thuis en haalde een boterham". Hoe noemen we deze vorm van grammatica?
Slide 2 - Open vraag
In welke zin wordt er een woord / groep woorden samengetrokken?
A
Anne stuurde haar oma een brief en Puck stuurde haar oom een ansichtkaart.
B
Anne stuurde haar oma een brief en Puck haar oom een ansichtkaart.
C
Anne stuurde een brief en Puck stuurde haar oom een ansichtkaart.
Slide 3 - Quizvraag
Anne stuurde haar oma een brief en Puck stuurde haar oom een ansichtkaart.
Welk woord of welke woorden zijn in deze zin samengetrokken?
Slide 4 - Open vraag
Leg uit wat er fout is aan de volgende zin.
Op het eind wordt een basketbalveld aangelegd en twee korfbalnetten geplaatst.
Slide 5 - Open vraag
Leg uit wat er fout is aan de volgende zin.
De actrice trok haar kleren uit en zich ondertussen niets van de toeschouwers aan.
Slide 6 - Open vraag
Leg uit wat er fout is aan de volgende zin.
De dozen bonbons zijn vandaag verstuurd en zult u morgen ontvangen.
Slide 7 - Open vraag
Aan welke drie voorwaarden moet een samentrekking voldoen?
Slide 8 - Open vraag
Wat is er fout aan de volgende samentrekking:
De president is afgezet en de ministers naar huis gestuurd.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie
Slide 9 - Quizvraag
Wat is er fout aan de volgende samentrekking:
Advocaat is een interessant beroep, maar zou ik later nooit willen worden.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie
Slide 10 - Quizvraag
Wat is er fout aan de volgende samentrekking?
De inbreker maakte de klus af en zich daarna snel uit de voeten.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie
Slide 11 - Quizvraag
Wat is er fout aan de volgende samentrekking?
De zomervakantie is erg lang en brengen wij meestal in het buitenland door.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie
Slide 12 - Quizvraag
Wat is fout aan de volgende samentrekking?
De overbuurman wordt morgen tachtig, maar overmorgen in het ziekenhuis opgenomen.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie zinsdelen
D
grammaticale functie woordsoorten
Slide 13 - Quizvraag
Wat is fout aan de volgende samentrekking?
Die bedrieger help ik niet meer en leen ik ook geen geld meer.
A
getal
B
betekenis
C
grammaticale functie zinsdelen
D
grammaticale functie woordsoorten
Slide 14 - Quizvraag
De beknopte bijzin: Welke twee kenmerken zie je in het eerste deelde van de zin?
Na gedoucht te hebben (voelde Jaap zich een stuk fitter.)
Slide 15 - Open vraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
Zoekend naar zijn horloge, vond hij zijn kompas terug.
A
Zoekend naar zijn horloge
B
vond hij zijn kompas terug.
Slide 16 - Quizvraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
We gingen wat drinken in een wegrestaurant na twee uur gereden te hebben.
A
We gingen wat drinken in een wegrestaurant
B
na twee uur gereden te hebben.
Slide 17 - Quizvraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
Uitkijkend over de haven van Baszra droomde Sindbad van verre reizen.
A
Uitkijkend over de haven van Baszra
B
droomde Sindbad van verre reizen.
Slide 18 - Quizvraag
Spelend met haar Barbiepoppen bracht Jip de middag bij oma door.
A
Spelend met haar barbiepoppen bracht Jip
B
Spelend met haar Barbiepoppen
C
bracht Jip de middag bij haar oma door.
D
de middag bij haar oma door.
Slide 19 - Quizvraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
Lachend kwamen de volleyballers de zaal uit.
A
Lachend
B
Lachend kwamen de volleyballers
C
kwamen de volleyballers de zaal uit.
D
de volleyballers de zaal uit.
Slide 20 - Quizvraag
Met welke werkwoordsvorm zijn de vorige beknopte bijzinnen opgebouwd?
Uitkijkend over de have van Baszra... Spelend met haar barbiepoppen... Lachend ...
A
(om) te + infinitief
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 21 - Quizvraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
Na de constructie opnieuw berekend te hebben, moest het balkon snel verstevigd worden.
A
Na de constructie
B
Na de constructie opnieuw berekend te hebben
C
moest het balkon snel verstevigd worden
Slide 22 - Quizvraag
Met welke werkwoordsvorm is de vorige beknopte bijzin opgebouwd?
Na de constructie opnieuw berekend te hebben...
A
(om) te + infinitief
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 23 - Quizvraag
Welk gedeelte van de zin is een beknopte bijzin?
Opgehangen aan een muur of schutting bloeien geraniums prachtig.
A
Opgehangen aan een muur of schutting
B
Opgehangen aan een muur of schutting bloeien
C
geraniums prachtig.
D
bloeien geraniums prachtig.
Slide 24 - Quizvraag
Met welke werkwoordsvorm is de vorige beknopte bijzin opgebouwd?
Opgehangen aan een muur of schutting...
A
(om) te + infinitief
B
tegenwoordig deelwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 25 - Quizvraag
Even testen: Welke soorten beknopte bijzinnen kunnen we dus onderscheiden?