Négation

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

• Voca

Dans ce cours...

• Négation
• Zinnen

De persoonsvorm is ...

1. het onderwerp van de zin
2. het 1e werkwoord in een zin
3. het 2e werkwoord in een zin

De ontkenning staat in het Frans ...

1. voor de persoonsvorm
2. achter de persoonsvorm
3. voor én achter de persoonsvorm

ne ... pas non plus =

1. ook niet
2. niemand
3. nog niet
4. helemaal niet

ne ... plus =

1. niets
2. niet
3. nooit
4. niet meer

ne ... pas du tout =

1. nog niet
2. niets
3. helemaal niet
4. niet meer

toujours =

1. nooit
2. altijd
3. soms
4. vaak

Wanneer verandert ne in n' ?

Na een ontkenning veranderen un, une,
du, de la, de l' en des in ...

Maak de zin ontkennend (geen):
Elle a eu un chien.

Maak de zin ontkennend (nog niet):
C'est janvier.

Négation (ontkenning)

In het Frans bestaat een ontkenning uit meerdere woorden:

• ne ... pas = niet / geen
• ne … jamais = nooit
  
• ne … plus = niet meer
  
• ne … rien = niets
  
• ne ... personne = niemand
• ne … pas encore = nog niet
• ne ... pas non plus = ook niet
• ne ... pas du tout = helemaal niet

Négation (ontkenning)

De ontkenning staat om de persoonsvorm. 

Dit is het eerste werkwoord in de zin. 

Ne staat ervoor en het 2e deel van de ontkenning komt erachter.

Elle ne regarde plus la télé = Zij kijkt geen tv meer.

Négation (ontkenning)

Als de persoonsvorm begint met een klinker (a, o, e, u, i, y) of een stomme h, verandert ne in n' i.v.m. klinkerbotsing.

Let op als er 2 werkwoorden in de zin staan. De ontkenning komt gewoon volgens de regel om het eerste werkwoord in de zin te staan.

Il n'est pas encore allé chez le médecin = Hij is nog niet bij de dokter geweest.

Négation (ontkenning)

Als het woord toujours (= altijd) in de zin staat en je moet de ontkenning 'nooit' gebruiken, dan laat je toujours weg in de ontkennende zin.

Elle est toujours malade > Elle n'est jamais malade.

Na een ontkenning veranderen un, une, du, de la, de l’ en des in de / d’. 

Tu fais du sport? > Tu ne fais pas de sport?

Négation (ontkenning)

Let op bij deze ontkenningen!

Leer ze uit je hoofd.

• J'ai > je n'ai pas
• J'habite > je n'habite pas
• C'est > ce n'est pas
• Il y a > Il n'y a pas

Maak de zin ontkennend (ook niet):
Je vais faire mes devoirs.

Maak de zin ontkennend (niet):
Nous avons mangé au restaurant.

Maak de zin ontkennend (niet meer):
Elle déteste les légumes.

Maak de zin ontkennend (nooit):
Vous prenez toujours des médicaments.

Maak de zin ontkennend (niets):
Il mange au petit-déjeuner.

Maak de zin ontkennend (nog niet):
Nous sommes fatigués.

Vertaal:
Je ne suis pas en pleine forme.

Vertaal:
Elle n'a plus mal à la tête.

Vertaal:
Il n'y a personne chez le médecin.

Vertaal:
Ik kan helemaal niet slapen.

Vertaal:
Eet je nooit vlees?

Vertaal:
Het is niets.