Herhaling theorie Bouwstenen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

  Nederlands

Herhaling 

Bouwstenen 01 t/m 08

Wat weet jij nog?

Inhoud van de les

-Alle hoofdstukken worden kort behandeld door middel van quizvragen.

Welke van deze vier tekstsoorten is een voorbeeld van een instructieve tekst? (01)

1. Column
2. Nieuwsbericht
3. Recept
4. Reclametekst

Stel, je bent in gesprek met de eigenaar van een zonnebankstudio en je stelt de volgende vraag.
'Het is toch helemaal niet goed voor je huid om onder de zonnebank te gaan?
Wat voor soort vraag is dit? (01)

1. Open vraag
2. Gesloten vraag
3. Controlevraag
4. Suggestieve vraag

Lees de twee stellingen.
A) Het onderwerp beschrijft in één zin waar een tekst over gaat.
B) De hoofdgedachte vind je meestal in de titel, inleiding of het slot. (02)

1. A is waar
2. B is waar
3. A en B zijn waar
4. A en B zijn niet waar

Wat is de hoofdgedachte van een betoog? (02)

1. De argumenten van de schrijver
2. Het standpunt van de schrijver.
3. De mening van de schrijver en zijn belangrijkste argument
4. De mening van de schrijver.

Bekijk de tekst. Wie beschrijft de hoofdgedachte van de tekst?
Rens: Teleportatie
Rolf: TU Delft bewijst: teleportatie mogelijk (02)

1. Rens
2. Rolf

Welke functie heeft de inleiding? 

Verbind elke voorbeeldzin met de functie van een inleiding. (03)

Aandacht trekken van de lezer

Onderwerp introduceren

Informatie geven over de opbouw

Kennen jullie dat experiment waarin je een paar Mentos-snoepjes in een fles cola laat vallen?

Je leest eerst over de geschiedenis van chocola, dan over de cacaoboom en tot slot over de productie van chocola.

Dit werkstuk gaat over moestuinen.

Bekijk de tekst.
Is het de inleiding, de kern of het slot van de tekst?(03)

1. inleiding
2. kern
3. slot

Wat betekent ongeveer het tegenovergestelde? (03)

ongeconcentreerd

minimaal

Vast

Zelf doen

uitgeblust

focussen

optimaal

Flexibel

Uitbesteden

Vitaal

Welk signaalwoord past bij een
doel - middelverband? (04)

1. zodat
2. daarnaast
3. doordat
4. omdat

Ik heb heel hard gefietst, .... ik heb toch de trein gemist.
Welk signaalwoord moet je hier invullen? (04)

Welk verband geeft het woordje 'maar' aan? (04)

1. tijd
2. oorzaak-gevolg
3. reden
4. tegenstelling

Als baas ben je ondergeschikt aan je werknemers.
Ondergeschikt: goed of fout gebruikt? (05)

1. Goed
2. Fout

Ik heb de toets relatief goed gemaakt: ik had alle antwoorden fout!
Relatief: goed of fout gebruikt? (05)

1. Fout
2. Goed

Hoofdzaken

Bijzaken

Anekdotes

Voorbeelden

Grapjes

Onderwerp

Belangrijkste informatie

Wat heb je als je alle hoofdzaken in één zin samenvat? (05)

1. Een samenvatting van bijzaken
2. De hoofdgedachte
3. Het onderwerp

Bekijk het krantenbericht. Lees de zin 'De schelpen zijn wat kleiner, maar ze zijn goed gevuld'.
Hoofdzaak of bijzaak? (05)

Krantenbericht

1. Een hoofdzaak
2. Een bijzaak

Een drogreden is een argument dat...
(06)

1. informatie bevat die niet waar is.
2. geen goede onderbouwing is voor het standpunt.

Een argument waarin je aanvoert dat iets nodig is, omdat het altijd zo gegaan is, noem je een ... (06)

1. verkeerd autoriteitsargument
2. beroep op traditie
3. een persoonlijke aanval
4. generalisatie

Zo formuleren dat anderen je niet tegen durven te spreken, noem je (06)

1. een persoonlijke aanval
2. verkeerde vergelijking
3. ontduiken van de bewijslast
4. beroep op traditie

Op basis van weinig gegevens een conclusie trekken, noem je een (06)

1. verkeerde vergelijking
2. generalisatie
3. verkeerd autoriteitsargument

Welke drogreden is dit?
'Getrouwde mensen leven langer, dus je kunt maar beter trouwen.' (06)

1. cirkelredenering
2. generalisatie
3. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
4. ontduiken van de bewijslast

Lees de instructie voor het kweken van tomaten.
De tekst is een voorbeeld van een ... (06)

Tekst

1. betrouwbare tekst
2. onbetrouwbare tekst

Bekijk de tekst nogmaals.
De tekst zou waardevoller worden als er argumenten/afbeeldingen bij geplaatst worden. (07)

Tekst

1. argumenten
2. afbeeldingen

Lees het fragment.
Wat is de hoofdgedachte van de eerste alinea? (08)

Tekst

1. De wolf is door drie verschillende mensen in de gemeente gespot.
2. Deze week is in Twente een wolf gezien.
3. De wolf komt uit Duitsland.

Lees het fragment nogmaals.
Wat is de hoofdgedachte van de tweede alinea? (08)

1. De wolf staat bekend als levensgevaarlijk en bloeddorstig.
2. Het zijn vooral kleine, zwakke dieren die ten prooi vallen aan de wilde viervoeter.
3. We hoeven niet bang te zijn voor de wolf.