Engels Chapter 9.1

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Chapter 9.1
Chapter 9.1 Making telephone calls
Grammar
"Questions"
Chapter 9.2 Making appointments
*Theory
*Grammar: Genetive
*Make Exercises 1+2+Grammar 44+exercise 3

Slide 2 - Tekstslide

How do you make questions ?

Slide 3 - Open vraag

Chapter 9.2
Making telephone calls

Theory
Make exercise 1+3+Grammar
34 Questions

Slide 4 - Tekstslide

Chapter 9.2
Making appointments

Theory:
What kind of appointments can you make?

Slide 5 - Tekstslide

Grammar: Genetive

Powerpoint Chapter 9.2

Slide 6 - Tekstslide

Make exercises 1+ Grammar 42 Genetive

Slide 7 - Tekstslide

Work in pairs
Do exercise 3
Invite him/her to do an activity together: date/time/details clothes etc.
For example: swimming - gala - hiking - high tea - hot air balloon flight - paintballing etc.

Slide 8 - Tekstslide

Have a nice day !

Slide 9 - Tekstslide

Finish your exercises Chapter 9.1 + 9.2
Have a look in your study guide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

FUTURE: optie 1
1. Present con­tinu­ous: iets is afge­sproken, ge­p­land of gere­geld – het ge­beurt binnen­kort op een afge­sproken tijd­stip.

Bijvoorbeeld:
I am start­ing my new job next week.
The rugby team is play­ing in the semi-fi­nal next week.


Slide 13 - Tekstslide

FUTURE: optie 2
2. am/is/are + go­ing to + het hele werkwoord: 
Iemand is iets van plan, of je doet een voor­spelling waar­voor je be­wijs hebt.

Bijvoorbeeld:
Ac­cord­ing to the weath­er fore­cast, it’s go­ing to be a sunny day. 
(voor­spelling met be­wijs).
The Prime Min­is­ter is go­ing to dis­cuss the is­sue at the next meet­ing. (plan)

Slide 14 - Tekstslide

FUTURE: optie 3
3. shall of will + het hele werkwoord:

be­loft­es, aankondi­gin­gen en be­sluiten
voor­spellin­gen waar je geen be­wijs voor hebt
Bij I en we in bevesti­gende en ontkennende zinnen mag je shall en will beide gebruiken.
Bij I en we moet je shall gebruiken wan­neer je een vraag stelt (je doet een aan­bod of voor­stel).
The Queen will ad­dress the na­tion in her Christ­mas mes­sage. (aankondi­ging)
Char­lotte is not sure they will like her pro­pos­al.
(voor­spelling zon­der be­wijs)
We will not (won’t) at­tend / shall not (shan’t) at­tend the hear­ing to­mor­row.
Shall I get you a cup of tea?
Shall we go on foot?







Slide 15 - Tekstslide