Herhaling thema 2; voeding en vertering

T2 voeding en vertering
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T2 voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Les van vandaag
- laatste uitleg (bmi, enzymen, darmen, kcal>kj, gebit)
- leren / quiz


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Kiezen vergelijken

Slide 4 - Tekstslide

Blauw: snijtanden
Oranje: hoektanden
Geel + bruin: kiezen

Slide 5 - Tekstslide

Enzymen

Slide 6 - Tekstslide

Verteringssappen
  • Worden gemaakt door verteringsklieren
  • Bevatten enzymen

Slide 7 - Tekstslide


Verteringssappen 


Vertering gebeurt met behulp van 



Verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren:

  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever
  • alvleesklier
  • darmsapklier

Enzymen
Verteringssappen bevatten enzymen. Deze enzymen zorgen dat de vertering snel verloopt.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

kcal en kJ

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 10 - Tekstslide

Omrekenen van Kcal ==> Kj
                                       Dit moet je weten:
Vraag: 93 Kcal = ....... KJ

              Stap 1                               Stap 2                                  Stap 3



In 100 ml volle yoghurt zit 55 Kcal. Hoeveel kJ is dat?                           
4,2 x 93 = 390 Kj
4,2 x 55 = 231 Kj

Slide 11 - Tekstslide



 BMI 
(body mass index)

Zegt niet alles!




Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefenopgave 1
Hoeveel Kcal/ Kj bevat dit product per 100 ml?

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 1
Het product bevat: 
  • 26 gram vet = 26*9 kcal= 234 kcal
  • 10 gram koolhydraten= 10*4 kcal= 40 kcal
  • 0,5 gram eiwitten = 0,5*4 kcal= 2 kcal
234+40+2= 276 kcal
276*4,2= 1159 Kj

Slide 19 - Tekstslide

Oefenopgave 2
Ik maak een salade met:
  • 50 gram komkommer met schil
  • 25 gram tomaat
  • 20 gram sla
  • 30 gram wortels
Wat is de voedingswaarde van de totale salade?
Wat is de voedingswaarde per 100 gram salade?

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 2
Wat is de voedingswaarde van de totale salade?
Hiervoor reken je per product uit wat de voedingswaarde is en telt dat bij elkaar op. Bijvoorbeeld 100 gram komkommer bevat 13 kcal, 50 gram komkommer bevat dan (13/100)*50=6,5 kcal = afgerond 7kcal

Slide 21 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 2
Wat is de voedingswaarde per 100 gram salade?
Hiervoor moet je eerst weten hoeveel gram je totale salade is: 50+20+25+30 = 125 gram. 
In de vorige sheet heb je de totale voedingswaarde van de 125 gram salade berekend, hierbij doe je dus alles delen door 125 (terugrekenen naar 1 gram) en vervolgens keer 100. 
Bijvoorbeeld (25/125)*100= 20 kcal

Slide 22 - Tekstslide

Het voedsel komt door de alvleesklier?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er in je maag?
A
Zetmeel en koolhydraten worden verteert
B
Bacteriën worden gedood
C
Eiwitten worden afgebroken
D
Emulgeert vet

Slide 24 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de maag
A
Voedingsstoffen opnemen
B
Voedsel opslaan
C
Voedingsstoffen verteren
D
Voedsel kneden

Slide 25 - Quizvraag

De alvleesklier maakt alvleessap.

Waar in het verteringskanaal komt alvleessap voor het eerst in aanraking met de voedselbrij?
A
in de maag
B
in de lever
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dikke darm

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten

Slide 27 - Quizvraag

Wielrenners eten vaak een paar uur voor de wedstrijd veel spaghetti. Waarom zouden ze dit doen?

Slide 28 - Open vraag

In je voeding zit voedingsvezel.
In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?
A
In dierlijke voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide
D
In geen van beide

Slide 29 - Quizvraag

Bijna al het water wordt weer opgenomen door het bloed.
De onverteerbare voedingsresten worden opgeslagen.
Hier zit het wormvormig aanhangsel aan vast.
Sluit het darmkanaal af.
Voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed.
Zoek bij elke taak het juiste deel van het darmkanaal

endeldarm
anus
dikke darm
dunne darm
blindedarm

Slide 30 - Sleepvraag

Waar vindt GEEN darmperistaltiek plaats?
A
3
B
5
C
6
D
11

Slide 31 - Quizvraag

Voeding is nodig voor een goede gezondheid. Waarvoor gebruikt je lichaam voeding?
A
als brandstof
B
als bouwstof
C
als reservestof
D
voor al deze functies en ook nog als beschermende stof

Slide 32 - Quizvraag

Voedingsstoffen 
opnemen
Water onttrekken 
uit de voedselbrij
Voedsel gelijk door 
het verteringsstelsel 
laten gaan
Dunne darm
Dikke darm
Maag

Slide 33 - Sleepvraag

Noem 3 soorten tanden in jouw gebit

Slide 34 - Open vraag

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige
darm
Maag

Slide 35 - Sleepvraag

De vertering begint in de mond.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Wat produceert de lever?

Slide 37 - Open vraag

Plateneters
Vleeseters

Alleseters

Plooikiezen
Kort verteringsstelsel
Celwanden in voedsel
Gemakkelijk verteerbaar 
voedsel
Middellang verteringsstelsel
Knobbelkiezen
Knipkiezen

Slide 38 - Sleepvraag

Welke bewering over de darmperistaltiek is juist?
A
De darmperistaltiek duwt het voedsel door de darmwand heen
B
De darmperistaltiek mengt het voedsel met verteringssappen
C
Voedingsvezels verminderen de darmperistaltiek

Slide 39 - Quizvraag

Klieren geven verteringssappen met enzymen af aan de inhoud van de delen Q en R van het verteringsstelsel.
Welke zijn dit?
A
gal, darmsap en alvleessap
B
alvleessap, maagsap en gal
C
alvleessap, speeksel en gal
D
maagsap en alvleessap

Slide 40 - Quizvraag

De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van ..................................... in ..........................................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van .......................

De enzymen in ........................ zorgen ervoor dat voedingsstoffen ..................... worden afgebroken. Voedingsstoffen die ....................... door de darmwand heen kunnen, worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen ............................. door de darmwand heen. 
Voedingsstoffen
Verteringsproducten
sneller
niet
verteringssappen
verteringssappen
wel
langzamer

Slide 41 - Sleepvraag

Menno zegt: Wanneer je je anus-kringspier aanspant ga je poepen
Annie zegt: De dikke darm bevat veel bacterien die helpen bij de afbraak van plantaardig materiaal
Wie heeft er gelijk?
A
Allebei
B
Alleen Annie
C
Alleen Menno
D
Geen van beide

Slide 42 - Quizvraag

Enzymen verteren voedingsstoffen. In welke verteringssappen zitten enzymen die vetten verteren?

Slide 43 - Open vraag

Welk orgaan van het verteringsstelsel moet nummer 6 voorstellen?
A
Dikke darm
B
Mondholte
C
Slokdarm
D
Endeldarm

Slide 44 - Quizvraag

Welk verteringssap wordt er in de mond toegevoegd?
A
alvleessap
B
gal
C
maagsap
D
speeksel

Slide 45 - Quizvraag

Van welk dier is
deze schedel?
A
Herbivoor
B
Carnivoor
C
Omnivoor
D
Geen van alle

Slide 46 - Quizvraag