13.1 en 13.2, 13.3 sociale ongelijkheid havo 5 oude boek

Bespreken SE hoofdstuk 11 en 12
-Je weet wat je goed en minder goed hebt gedaan op het SE.
Aandacht voor praktische opdracht
-Je weet wat er van je verwacht wordt met betrekking tot de praktische opdracht deze periode. 
Starten met hoofdstuk 13
-Je (her)kent het kernconcept sociale ongelijkheid en kunt het toepassen in een vreemde context.
-Je kent de verschillende sociale hulpbronnen die mensen hebben.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bespreken SE hoofdstuk 11 en 12
-Je weet wat je goed en minder goed hebt gedaan op het SE.
Aandacht voor praktische opdracht
-Je weet wat er van je verwacht wordt met betrekking tot de praktische opdracht deze periode. 
Starten met hoofdstuk 13
-Je (her)kent het kernconcept sociale ongelijkheid en kunt het toepassen in een vreemde context.
-Je kent de verschillende sociale hulpbronnen die mensen hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SE 1
Let op!! Verwerk kernconcept in je antwoord.
Lees goed de vraag: wat wordt er van je verwacht.

Bekijk je eigen SE, en bekijk waar je punten hebt laten liggen.
Ik loop rond voor vragen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktische opdracht 
Deadline 15 december
Groepjes zijn bekend 
Lees goed door wat er van je verwacht wordt 
Maak de opdracht samen
Kies voor volgende week een onderwerp, 2 variabelen, en lees alvast 5 (wetenschappelijke) bronnen over het onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.1 en 13.2 sociale ongelijkheid
  1. Je kent het kernconcept sociale ongelijkheid en kunt het toepassen in een vreemde context. 
  2. Je kent de verschillende soorten kapitaal die mensen bezitten.
  3. Je kent de termen: maatschappelijke ladder, sociale stratificatie en sociale mobiliteit.
  4. Je kent het verschil tussen positieverwerving en positietoewijzing en kunt het toepassen.
  5. Je kunt benoemen op welke gebieden er sociale ongelijkheid bestaat.
  6. Je kunt omschrijven wat sociale uitsluiting doet.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid?

Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie soorten kapitaal
Economisch kapitaal: financieel bezit/ inkomen 
Sociaal kapitaal: connecties/ netwerken/ respect 
Cultureel kapitaal: kennis/ opvattingen/ houdingen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

sociaal 
economisch
cultureel 
economisch
sociaal
politiek
symbolisch
Maatschappelijke 
positie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke ladder
Sociale stratificatie: De verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat 

Indeling waarbij we zien dat er 
verschillen zitten in 
maatschappelijke positie =
maatschappelijke ladder.

Slide 10 - Tekstslide

pagina 49

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort sociale ongelijkheid?
- Ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen 
Het hebben van bevoegdheden om macht uit te oefenen (gezag)
- Ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
Het hebben van geld en bezit
- Ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
Het hebben van aanzien en waardering
- Ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
Het hebben van sociale contacten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft meer... 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positietoewijzing 
Positieverwerving 
Maatschappelijke oorzaken bepalen de maatschappelijke positie van een groep of individu
Het verkrijgen van  maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon 
Bijvoorbeeld: havo/vwo advies moet starten op havo 
Bijvoorbeeld: inzet op school

Slide 14 - Tekstslide

In India is vooral sprake van positietoewijzing en weinig positieverwerving. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de invoering van quota die ervoor zorgen dat mensen uit verschillende kasten in overheidsdienst kunnen werken. 
Positietoewijzing of positieverwerving?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerving/ toewijzing. Dalen/ stijgen

  1. Een kind van twee ouders die van de bijstand leven heeft een hbo-diploma gehaald en een baan aangeboden gekregen.
  2. Een lerares haalt haar eerstegraads bevoegdheid en gaat daardoor meer verdienen, ze is immers hoger gekwalificeerd.
  3.  Toen aan het licht kwam dat de advocate fraude had gepleegd werd zij per direct ontslagen en kreeg ze een strafblad.
  4. Een moeder die stopt met werken wordt al snel gezien als 'soft', omdat ze het blijkbaar niet kan combineren. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.3 
  • Je kent de vier gebieden waarop sociale uitsluiting bestaat.
  • Je kent de verschillende gebieden waarop sociale ongelijkheid bestaat.
  • Je kunt onderscheid maken tussen electorale en niet electorale participatie. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan
Toen mevrouw Boelens klein was werd ze door haar ouders veel voorgelezen omdat haar ouders het belangrijk vonden haar 1)... kapitaal mee te geven. 
Haar ouders gaven haar heel veel vrijheid in haar studiekeuze, maar zelf vond ze het belangrijk om naar de universiteit te gaan, en hier hard voor te werken. Hier is sprake van positie 2)...
Haar ouders hebben allebei niet gestudeerd, maar zelf heeft ze de universiteit wel afgerond, ze kon 3)... op de 4)... Dat is over het algemeen alleen mogelijk in een 5)... samenleving. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale uitsluiting
  • Beperkte sociale en politieke participatie: sociaal isolement/ geen politieke participatie.
  • Beperkte normatieve integratie: andere kijk op het arbeidsethos/ beperkte naleving gangbare normen en waarden. 
  • Niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften: een tekort aan materiële goederen.
  • Geringe toegang tot sociale grondrechten: onvoldoende kennis over collectieve goederen/ geen toegang tot onderwijs/ gezondheidszorg. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwijs 
  •  IQ en opvoeding van ouders zorgen voor cultureel kapitaal (kennis/opvattingen/houding)

  • Ouders met hoger opleidingsniveau kunnen zich beter hoorbaar maken voor kinderen -> daardoor meer kansen


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elitecultuur
('high end', ontwikkeling, kunst)
Massacultuur
(populaire hobby's en vrije tijd)
Cultuur en vrije tijd 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niet electorale participatie (invloed buiten verkiezingen om)
(lobbyen, contacten, protestacties)

Electorale participatie (invloed rondom verkiezingen)
(stemmen, campagne, lidmaatschap)
 Politieke participatie 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheid
Kennis: lastiger om symptomen te herkennen
Gedrag: minder rook/drinkgedrag, meer sporten
Communicatievaardigheden: begrip gesprek met arts, aanvragen second opinion.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met examenvraag 
Maak de oefenvragen 
Kijk daarna van jezelf na 

Uitwisselen tweede examinator: geeft deze evenveel punten?



timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten 
Van 13.1 opdracht 2 (blz. 62).

Van 13.2 opdrachten 4 en 5 (blz. 63 en 64).
13.3 opdrachten 11 en 12 (blz. 72 en 74).

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies