v3b spelling: Trema, apostrof, accent, cedille

Op welke bladzijdes vind je de theorie die je moet leren voor je toets?
1 / 41
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Op welke bladzijdes vind je de theorie die je moet leren voor je toets?

Slide 1 - Open vraag

toetsweek
De toets gaat over Lezen: 
De Brug (blz. 246/247) - tekstverbanden
Hoofdstuk 1 (blz. 13) - tekststructuren
Hoofdstuk 2 (blz. 45) - tekststructuren

Let op je spelling + antwoord in hele zinnen
Neem woordenboek mee

Slide 2 - Tekstslide

Extra oefenen?

Zie mail: antwoorden van opdracht 4 en 5

Slide 3 - Tekstslide

Woord van de week
Constateren

constatering

Slide 4 - Tekstslide

Woord van de week
Constateren
iets vaststellen

Na de constatering dat vijf leerlingen niet aanwezig waren, ging de docent verder met de les. 

Slide 5 - Tekstslide

We zijn te lang met werkwoordspelling bezig geweest.
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

Planning

Spelling
(belangrijk: aftrek op schrijf - en leestoetsen)


Slide 7 - Tekstslide

Trema, apostrof, accent en cedille

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Deze les gaat over drie spellingtekens die ervoor moeten zorgen dat we woorden beter kunnen lezen en uitspreken. Ze worden dan ook gebuikt om lees- en uitspraakproblemen te voorkomen. 
Ieder spellingteken wordt op net een andere manier ingezet, dus let goed op!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 12 - Tekstslide

1. Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu opdracht 1 (blz. 37)
Kijk voor uitleg naar bladzijde 36.
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Maak nu opdracht 2 (blz. 37)
Kijk voor uitleg naar bladzijde 36.
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 17 - Tekstslide

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Timo's zus.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij deejaytje, trolleytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Maak nu opdracht 3 (blz. 37)
Kijk voor uitleg naar bladzijde 36.
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 21 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 22 - Tekstslide

Quizje
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 28 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tantes wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 30 - Quizvraag

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 31 - Sleepvraag

Evaluatie

Slide 32 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 33 - Open vraag

Noem een voorbeeld van de drie verschillende accenten die er zijn

Slide 34 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 35 - Open vraag

Debatteren
Stelling:
Twee teams.
Je reageert op elkaar door te gaan staan.
Ik zeg wie er wat mag zeggen.
Je hoort van mij of je voor of tegen bent...

Jury: drie leerlingen - beslissen wie de winnaar is. 

Slide 36 - Tekstslide

Stelling
Iedere scholier op de middelbare school moet verplicht het journaal kijken.

Slide 37 - Tekstslide

Stelling
De helft van de Tweede Kamerleden moet vrouw zijn.

Slide 38 - Tekstslide

Stelling

De leeftijdsgrens voor stemmen moet verlaagd 
worden naar 16 jaar.


Slide 39 - Tekstslide

Stelling

De volgende Kinderboekenweek moet enkel uit boeken bestaan met hoofdpersonages van kleur.


Slide 40 - Tekstslide

Stelling

De volgende Kinderboekenweek moet enkel uit boeken bestaan met hoofdpersonages van kleur.



Slide 41 - Tekstslide