K3 D

K3 D
In het kort zaken uitleggen en toelichten.
Alternatieven vergelijken en tegenover elkaar stellen, bespreken wat er gedaan kan worden, wat er kan worden gekozen.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

K3 D
In het kort zaken uitleggen en toelichten.
Alternatieven vergelijken en tegenover elkaar stellen, bespreken wat er gedaan kan worden, wat er kan worden gekozen.

Slide 1 - Tekstslide

Was machst du gerne in deiner Freizeit, wenn du zuHause bist?

Slide 2 - Open vraag

Warum interessierst du dich für...
Het volgende zinsdeel heeft naamval..
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Welke aanvulling is correct?
In meiner Freizeit lese ich gerne, denn lesen.....
A
macht mir Spaß.
B
mir Spaß macht.

Slide 4 - Quizvraag

Welke aanvulling is correct?
In meiner Freizeit lese ich gerne, weil lesen.....
A
macht mir Spaß.
B
mir Spaß macht.

Slide 5 - Quizvraag

In meiner Freizeit is een 3de naamval.
Welke regel hoort hierbij?
A
keuzevoorzetsel + zich bevinden
B
keuzevoorzetsel + een beweging ergen heen
C
keuzevoorzetsel+ tijdsbepaling
D
7/2 regel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het geslacht van Freizeitt
( in meiner Freizeit)
A
m
B
v
C
o
D
mv

Slide 7 - Quizvraag

Ich schlage vor, dass wir morgen wieder zur Schule gehen.
De functie van dass is hier :
A
lidwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
voegwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

auf keinen Fall is een 4de naamval.
Welke regel hoort hierbij?
A
keuzevoorzetsel + zich bevinden
B
keuzevoorzetsel + een beweging ergen heen
C
keuzevoorzetsel+ tijdsbepaling
D
7/2 regel

Slide 9 - Quizvraag

Theorie
betekenis in
In + naamval 4 = naar
In + naamval 3  = in

Dus:
in die Niederlande fahren
in den Niederlanden wohnen

Slide 10 - Tekstslide

Welke aanvulling is correct:
Wir sind gerade dabei ___ Kino (o) zu gehen.
A
im
B
ins

Slide 11 - Quizvraag

Welke aanvulling is correct:
Wir sind _____ Kino (o)
A
im
B
ins

Slide 12 - Quizvraag

in die Stadt fahren
in der Stadt fahren
Leg het verschil in betekenis uit.

Slide 13 - Open vraag

Welke uitdrukking is grammaticaal NIET juist?
A
Wir besuchen ein Freizeitpark (m)
B
wir gehen ins Museum (o)
C
Wirgehen in die Disko (v)
D
wir besuchen unsere Freunde (mv)

Slide 14 - Quizvraag

Welke uitdrukking is grammaticaal NIET juist?
A
Ich möchte mit meinem Bruder und Vater ins Kino gehen.
B
Ich möchte mit meinem Bruder und Schwester ins Kino gehen
C
Ich möchte mit meinen Elternins Kino gehen
D
Ich möchte mit meiner Frreundin ins Kino gehen.

Slide 15 - Quizvraag

Hausaufgaben

Slide 16 - Tekstslide