Inkopen

Inkoop
Wat moet je inkopen? Waar kun je inkopen? Wat zijn de kosten?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inkoop
Wat moet je inkopen? Waar kun je inkopen? Wat zijn de kosten?

Slide 1 - Tekstslide

Inkoopproces

Slide 2 - Tekstslide

producten inkopen/bestellen

Slide 3 - Tekstslide

Wat gebruik je om de beste leverancier te kiezen
A
Factuur
B
Pakbon
C
Offerte
D
Orderbevestiging

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebruik je om de inkooporder te controleren
A
Factuur
B
Pakbon
C
Offerte
D
Orderbevestiging

Slide 5 - Quizvraag

Waar staat hoeveel je moet betalen
A
Factuur
B
Pakbon
C
Offerte
D
Orderbevestiging

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen inkopen en bestellen
A
Er is geen verschil het is gewoon een ander woord
B
Bij inkopen gaat het om dure producten en bij bestellen op goedkopere
C
Bestellen heeft met de verkopen en inkopen met inkopen
D
Bij inkopen gaat het om een eerste keer en bij bestellen om producten die je al eerder hebt gekocht

Slide 7 - Quizvraag

Inkopen
De kostprijs wil je zo laag mogelijk houden, daarom denk je goed na over de inkoop. 

Inkopen is het kopen van producten die noodzakelijk zijn om het bedrijf te runnen. Deze inkoop wordt ook wel handelsvoorraad genoemd. 

Zodra je deze producten aan wilt vullen ga je een herhaalinkoop doen, ook wel bestellen.

De inkoopprijs is de prijs die jij aan de leveranciers betaalt.

Om producten te verkopen is een goede communicatie belangrijk.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe en waar inkopen?
Het inkoopbeleid heeft als doel:
  • De juiste producten op voorraad zijn.
  • Er voor een goede prijs wordt ingekocht.
  • Er voldoende producten op voorraad zijn.
  • Producten tijdig worden geleverd.
  • Producten op de juiste plaats worden geleverd.
  • Producten die gekocht zijn aansluiten bij de behoeften van de klant.

Bij het inkopen moet je rekening houden met de houdbaarheid. Dat gaat om bederven van producten, maar ook om ‘hypes’. 

Slide 9 - Tekstslide

Offerte
Een offerte vraag je aan voor het vergelijken van de uiteindelijke prijs. Het is een aanbod van een leverancier. 

In een offerte geeft de leverancier aan:

Slide 10 - Tekstslide

Offerte beoordelen
Voordat je een beslissing gaat maken neem je de offerte nauwkeurig door. Je let hierbij op: 
  • Productomschrijving 
  • Producteisen
  • Prijzen en kortingen
  • Levermoment 
  • Afleveradres 
  • Is de leverancier denk je betrouwbaar?

Slide 11 - Tekstslide

Onderhandelen

    Een onderhandeling is een proces waarmee twee personen of groepen proberen om door middel van voorstellen en tegenvoorstellen het eens te worden.

    Als je gaat onderhandelen bereidt dit dan goed voor:






    Bestellen is eenvoudiger dan inkopen. Afspraken zijn dan al gemaakt en je weet wat je precies wilt bestellen.

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Tekstslide

    Pieter heeft een 3 gangen diner aan 4 personen verkocht van 75 euro p.p. Hij heeft hiervoor een kostprijs van 27 euro p.p. uitgerekend. Hoeveel is zijn winst?

    Slide 16 - Open vraag

    antwoord
    totale opbrengsten = 75 x 4 = 300
    totale kosten = 27 x 4 = 108

    formule: winst = opbrengsten - kosten 
    300 - 108 = 192 euro winst


    Slide 17 - Tekstslide

    Opdracht
    Jullie groepje moet een diner organiseren voor 40 personen. 
    Ga op de site van de Makro kijken welke producten je hier kunt kopen voor dit diner. 
    Wat is de inkoop? 
    Bedenk een bedrag waarvoor je dit diner kunt verkopen/aanbieden.
     Bereken wat de winst voor jullie is.

    Slide 18 - Tekstslide