Trabi Kap 7 H3

Diagnostische toets
Voltooid deelwoorden sterke werkwoorden & Wörterliste Kapitel 7
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Diagnostische toets
Voltooid deelwoorden sterke werkwoorden & Wörterliste Kapitel 7

Slide 1 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord (das Partizip) van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden wordt anders gevormd, net als in het Nederlands. De meeste voltooide deelwoorden die in het Nederlands eindigen op -en zijn sterke werkwoorden
 

Op de blauwe bladzijden van Kapitel 13, 14 en 15 staan de voltooide deelwoorden van de sterke werkwoorden. Deze moet je leren.
Bijvoorbeeld:
beschrijven – beschreven beschreiben beschrieben
zwemmen – gezwommen schwimmen – geschwommen



Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord 'sein'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 3 - Sleepvraag

Das Verb 'haben'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

Voltooid deelwoord van het sterke werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:
brechen
A
gebrechen
B
gebrochen
C
gebrecht
D
gebrocht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
schlagen
A
geschlagen
B
geschlogen
C
geschlugen
D
geschliegen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
schneiden
A
geschneiden
B
geschneden
C
geschnitten
D
geschneit

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
schießen
A
geschießt
B
geschußen
C
geschießen
D
geschoßen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
scheinen
A
gescheint
B
gescheinen
C
geschienen
D
geschonen

Slide 10 - Quizvraag

Zie Kapitel 14

Slide 11 - Tekstslide

Wann ...... deine Schule ........
is begonnen

Slide 12 - Open vraag

Wir ...... uns gestern .......
hebben ontmoet

Slide 13 - Open vraag

Es ..... mir leider (helaas) nicht .......
is gelukt

Slide 14 - Open vraag

Er...... uns ....... für ihn zu reservieren
heeft verzocht

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Maak de zin voltooid
Er schreibt mir einen Brief

Slide 17 - Open vraag

Maak de zin voltooid:
Meine Mutter ruft laut

Slide 18 - Open vraag

Maak de zin voltooid:
Meine Schwester fährt Rad

Slide 19 - Open vraag

Maak de zin voltooid:
Wir essen Pommes

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin voltooid:
Sie trinkt ein Bier

Slide 21 - Open vraag

hij heeft geboden
A
er hat geboten
B
er ist geboten

Slide 22 - Quizvraag

hij heeft gevlogen
A
er hat geflogen
B
er ist geflogen

Slide 23 - Quizvraag

hij heeft gesproken
A
er hat gesprochen
B
er ist gesprochen

Slide 24 - Quizvraag

hij heeft ontmoet
A
er hat getroffen
B
er ist getroffen

Slide 25 - Quizvraag

het is gelukt
A
es hat gelungen
B
es ist gelungen

Slide 26 - Quizvraag

Ik kan voltooid deelwoorden maken van sterke werkwoorden
A
Ja
B
Nog niet
C
Nee

Slide 27 - Quizvraag

1. Herr Lehmann hat mir eine gute Note ......... *
A
gegibt
B
gegebt
C
gegeben
D
gegieben

Slide 28 - Quizvraag

2. Um 7:00 Uhr bin ich..........
A
weggehen
B
weggegangen
C
geweggangen
D
weggegeht

Slide 29 - Quizvraag

2. Um 7:00 Uhr bin ich..........
A
aufgestehen
B
aufgestanden
C
geaufstanden
D
aufgesteht

Slide 30 - Quizvraag

3. Ich habe ein Brötchen..........
A
geessen
B
geesst
C
gegesst
D
gegessen

Slide 31 - Quizvraag

3. Der Hund hat meine Schokolade .......... (opgegeten).
A
weggeputzt
B
geesst
C
gefresst
D
gefressen

Slide 32 - Quizvraag

4. Hast du meine Notiz noch ........ *
A
geleest
B
gelesen
C
geliesen
D
geliest

Slide 33 - Quizvraag

5. Gestern habe ich mein Lieblingstier ...........
A
beschrieben
B
beschreiben
C
beschreibt
D
beschriebt

Slide 34 - Quizvraag

6. Bist du letzte Woche noch im Kino........ ?
A
geseind
B
geseint
C
geweest
D
gewesen

Slide 35 - Quizvraag

7. Ich hätte gern mal deine Lehrerin.......
A
gespricht
B
gesprochen
C
gesprechen
D
gespriechen

Slide 36 - Quizvraag

8. Hast du deinen Schlüssel noch ............
A
gefinden
B
gefindet
C
gefunden
D
gefanden

Slide 37 - Quizvraag

9. Er hat es schon wieder .........
A
getan
B
getun
C
getanen
D
getut

Slide 38 - Quizvraag

10. Mein Onkel hat mir mit Mathe..........
A
gehilfen
B
gehielfen
C
gehelft
D
geholfen

Slide 39 - Quizvraag

Du ... sofort nach Hause ...
1e puntjes = vorm van haben/sein
2e puntjes = voltooid deelwoord van kommen
A
habst gekommen
B
hast gekommen
C
bist gekommen
D
bist gekomen

Slide 40 - Quizvraag

Wir ... im Kino ... .
Welke vorm klopt?
A
sind ... geseint
B
haben ... geseint
C
sind ... gewesen
D
haben ... gewesen

Slide 41 - Quizvraag

Ihr ... im Pool ... .
A
habt ... gelopen
B
seid ... gelaufen
C
habt ... gelaufen
D
seid ... gelauft

Slide 42 - Quizvraag

Laatste vraag!
Hoe zeg je:
Dit heb ik nog niet gehad.
A
Das habe ich noch nicht gehat.
B
Das habe ich noch nicht gehabet.
C
Das habe ich noch nicht gehabt.
D
Das habe ich noch nicht gehabben.

Slide 43 - Quizvraag

Ich ... noch nie mit den Hausaufgaben ...
1e puntjes = vorm van haben/sein
2e puntjes = voltooid deelwoord van beginnen
A
bin begonnen
B
habe begonnen
C
bin begonnen
D
hab begonnen

Slide 44 - Quizvraag

Sie ... in einer Hütte ...
1e puntjes = vorm van haben/sein
2e puntjes = voltooid deelwoord van schlafen
A
hat geschlaffen
B
ist geschlafen
C
hat geschlafen
D
haben geschlafft

Slide 45 - Quizvraag

Er ... im Gefängnis ...
1e puntjes = vorm van haben/sein
2e puntjes = voltooid deelwoord van organisieren
A
habt gesetzt
B
hat gesetzt
C
ist gesessen
D
hat gesessen

Slide 46 - Quizvraag

9. Er hat es schon wieder .........
A
getan
B
getun
C
getanen
D
getut

Slide 47 - Quizvraag

10. Mein Onkel hat mir mit Mathe..........
A
gehilfen
B
gehielfen
C
gehelft
D
geholfen

Slide 48 - Quizvraag

7. Ich hätte gern mal deine Lehrerin.......
A
gespricht
B
gesprochen
C
gesprechen
D
gespriechen

Slide 49 - Quizvraag

der Einfluss
A
de inleiding
B
de invloed
C
de overvloed

Slide 50 - Quizvraag

die Menge
A
de hoeveelheid
B
de menigte
C
de mengsel

Slide 51 - Quizvraag

schade
A
schadelijk
B
jammer
C
schaamte
D
kappen

Slide 52 - Quizvraag

leider
A
lijden
B
leiden
C
helaas

Slide 53 - Quizvraag

weinen
A
wijnen
B
huilen
C
wijzen

Slide 54 - Quizvraag