In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H6 Woordenschat
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat zijn retorische middelen?
Retorica (Oudgrieks) is letterlijk 'redenaarskunst' of 'welsprekendheid'.
Kunst van het spreken in het openbaar.
Retorische middelen gebruik je om goed te kunnen spreken en schrijven en de kunst van het overtuigen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn retorische middelen?
Je gebruikt retorische middelen om een tekst aantrekkelijker te maken!
Beeldspraak (zoals metaforen en metoniemen), stijlfiguren (zoals hyperbolen en understatements, uitdrukkingen en rijm vallen onder de retorische middelen. Maar er zijn er nog meer, zoals:
- de paradox
- de antithese
- de repetitio
- de enumeratio
- de opsomming in drieën
- drieslag
- de climax
Slide 4 - Tekstslide
Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kan, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
Slide 5 - Tekstslide
Antithese (tegenstelling)
Bij antithese worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen.
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
In het stille dal knettert het overal.
‘s Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
Slide 6 - Tekstslide
Repetitio
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Drommels, drommels en nog eens drommels.
Slide 7 - Tekstslide
Enumeratio
Dit is een (lange) opsomming.
Voorbeelden:
Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
Plastic, blikjes, peuken, papier en lege zakjes gooien ze zomaar in de berm.
Slide 8 - Tekstslide
Opsomming in drieën (drieslag)
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd.
Voorbeelden:
Te land, ter zee en in de lucht.
De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.
Slide 9 - Tekstslide
Climax
Dit is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeelden:
Eerst mochten we geen handen schudden, toen niet meer sporten en nu zelfs de deur niet meer uit.
Het team ging voor brons, hoopte toen op zilver, maar heeft goud gewonnen.
Slide 10 - Tekstslide
Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert
Slide 11 - Quizvraag
Een climax is een
A
herhaling
B
opsomming in drieën
C
lange opsomming
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert
Slide 12 - Quizvraag
Een enumeratio is een
A
(lange) opsomming
B
herhaling
C
schijnbare tegenspraak
D
opsomming in drieën
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een opsomming in drieën?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat
Slide 14 - Quizvraag
Je hebt mensen en mensen.
Dit is een:
A
climax
B
drieslag
C
Repititio
D
Enumeratio
Slide 15 - Quizvraag
Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax
Slide 16 - Quizvraag
Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien. Dit is een:
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën (drieslag)
D
Climax
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen antithese en paradox?
A
Bij antithese moet je er extra over nadenken
B
Er is geen verschil
C
Het lijkt niet eens op elkaar!
D
Bij paradox moet je er extra over nadenken
Slide 18 - Quizvraag
Er is één constante in het leven: dat alles voortdurend verandert.