klassikaal uitleg nieuwe grammatica: ir + a + infinitivo
aantal opdrachtjes maken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
¿Qué vamos a hacer hoy?
klassikaal uitleg nieuwe grammatica: ir + a + infinitivo
aantal opdrachtjes maken
Slide 1 - Tekstslide
ir + a + infinitivo
(de toekomende tijd)
Ik ga straks mijn ouders bellen.
Het gaat vanmiddag mooi weer worden. We gaan zo een stukje lopen.
(wanneer iets op korte termijn gaat plaatsvinden)
Slide 2 - Tekstslide
ir a ... / ir en ... gaan naar .. / met de ... gaan
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoord ir (gaan)
ik ga
voy
jij gaat
vas
hij/zij gaat
va
wij gaan
vamos
jullie gaan
vais
zij gaan
van
Slide 4 - Tekstslide
De vorm
ir + a + hele werkwoord
Vamosacomprar unas camisetas.
We gaan een paar t-shirts kopen.
Juan va ahacer sus deberes.
Juan gaat zijn huiswerk maken.
Slide 5 - Tekstslide
Tijdsaanduidingen
Esta tarde/noche
Este jueves/viernes/sábado/fin de semana
Mañana
Pasado mañana
Dentro de (binnen een ..)
(dag van de week) que viene
Slide 6 - Tekstslide
Vul de juiste vorm in van het werkwoord ir (gaan).
Lorena y yo ___________a comer algo antes de ir a la cama.
Los niños_________ a ir de excursión a Toledo.
¿(Tú) ________ a bailar todos los días a la discoteca?
Yo __________a estudiar todos los días hasta el examen.
¿Tu hermana y tú _________a asistir al concierto?
Mi amiga_________ a correr en el maratón de febrero.
Slide 7 - Tekstslide
A trabajar
Compañeros 2 Unidad 3 grammatica ejercicio 1 y2
Escribir 3 actividades que vas hacer esta semana. (6 woorden minimaal per zin)
Ejercicio 4 schrijf op de juiste vorm de vragen.
Slide 8 - Tekstslide
De volgende vragen gaan over de toekomende tijd
ir + a + hele werkwoord
Slide 9 - Tekstslide
Este verano, mis amigos y yo ______ (ir a viajar) a la playa. Mis padres ______ (ir a organizar) un picnic en el parque. Yo ______ (ir a aprender) a bucear en el mar. Nosotros ______ (ir a hacer) una caminata por la montaña. Tú ______ (ir a descansar) en la hamaca durante la tarde. Mi familia ______ (ir a visitar) un parque acuático. Mis amigos ______ (ir a jugar) al voleibol en la arena. Mi hermana ______ (ir a leer) un libro bajo el sol. Vosotros ______ (ir a explorar) una cueva secreta. Ellos ______ (ir a preparar) una barbacoa en la playa.