Taalopwarmertje
1 / 11
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de bepaling van plaats?
Het vliegtuig rijdt op de startbaan.
Het vliegtuig rijdt op de startbaan.
Slide 2 - Open vraag
Wat is de bepaling van plaats?
Fourkan speelt in de tuin.
Fourkan speelt in de tuin.
Slide 3 - Open vraag
Wat is de bepaling van plaats?
Roy heeft in de trein een boek gelezen.
Roy heeft in de trein een boek gelezen.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de bepaling van tijd?
Hebben jullie vorig weekend buiten gespeeld?
Hebben jullie vorig weekend buiten gespeeld?
Slide 5 - Open vraag
Wat is de bepaling van tijd?
Morgen moet ik naar de dokter.
Morgen moet ik naar de dokter.
Slide 6 - Open vraag
Wat is de bepaling van tijd?
Ik ga lekker twee weken op vakantie.
Ik ga lekker twee weken op vakantie.
Slide 7 - Open vraag
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Wat leuk dat
jullie naar de
film gaan.
Zou u het raam
kunnen sluiten?
Mag ik u
iets vragen?
Wil je limonade?
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Corona is een heel vervelend virus.
Corona is een heel vervelend virus.
A
virus
B
heel vervelend
C
heel
D
vervelend
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De liefste jongens werken op school.
(grapje)
De liefste jongens werken op school.
(grapje)
A
jongens
B
op school
C
liefste
D
werken
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Vandaag heb ik mijn zwarte broek aan.
Vandaag heb ik mijn zwarte broek aan.
A
zwarte
B
broek
C
zwarte broek
D
vandaag
