In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Leesvaardigheid
Hoofdstuk 3 en 4
brugklas
Slide 1 - Tekstslide
1 Wat is de functie van een anekdote in de inleiding van een tekst?
Slide 2 - Open vraag
Pak nu de tekst erbij. Deze vind je in Magister ELO opdrachten
Gezond lunchen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
de slechte gezondheid van scholieren
B
een gezonde schoolkantine
C
een wedstrijd voor scholen
D
het Voedingscentrum
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de functie van de inleiding?
A
de reden voor het schrijven van de tekst noemen
B
een samenvatting van de inhoud van de tekst geven
C
een voorbeeld van het onderwerp van de tekst geven
D
het onderwerp introduceren
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke alinea past de tussenkop 'Gesloten'?
A
alinea 2
B
alinea 3
C
alinea 4
D
alinea 5
Slide 6 - Quizvraag
5. Welke twee stappen nam het Gomarus College om de leerlingen geen zoet en/of vet voedsel meer te laten kopen?
Slide 7 - Open vraag
6. ‘De docenten en leerlingen van het Gomarus College zijn natuurlijk ontzettend blij met hun bekroonde supergezonde kantine.’ (al. 6) Wat wordt bedoeld met ‘bekronen’?
A
een advies geven
B
bedankje geven
C
een eervolle vermelding geven
D
een prijs geven
Slide 8 - Quizvraag
7. Heeft deze tekst een slot? Licht je antwoord toe.
Slide 9 - Open vraag
8. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 10 - Open vraag
Hoofdstuk 4
Slide 11 - Tekstslide
1. Welke signaalwoorden horen bij toelichtend verband?
A
binnenkort
B
denk aan
C
intussen
D
zoals
Slide 12 - Quizvraag
Pak nu de tekst erbij. Deze vind je in Magister ELO opdrachten
‘Keurig’ bedrijf buit Indiase meisjes uit
Slide 13 - Tekstslide
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
bruidsschat van Indiase meisjes
B
fabricage van kleding in India
C
problemen in Indiase kledingfabrieken
D
uitbuiting van Indiase meisjes
Slide 14 - Quizvraag
3. Aan welke signaalwoorden herken je de voorbeelden van uitbuiting van ongetrouwde meisjes (al. 2)?
Slide 15 - Open vraag
4. Welk tekstverband staat in alinea 4?
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 16 - Quizvraag
5. Naar welke tegenstelling verwijst het signaalwoord ‘Toch’ in alinea 4?
Slide 17 - Open vraag
6. Alinea 5 begint met de zin: ‘Het kan nog erger’. Welk signaalwoord kun je invullen voorafgaande aan het woord ‘Het’?
A
als
B
maar
C
nadat
D
ten slotte
Slide 18 - Quizvraag
7. Wat is alinea 5 ten opzichte van de rest van de tekst?
Slide 19 - Open vraag
8. Leg uit waarom in de titel ‘Keurig’ tussen aanhalingstekens staat.