In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Verbale en non-verbale communicatie, week 16
Texel - Vlieland
stap 10 en 20
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les:
* Ken je de begrippen verbale en non-verbale communicatie.
* Kun je de lading benoemen die stemgebruik aan een boodschap meegeeft.
* Kun je de gevoelswaarde van bepaalde woorden benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
Verbale en non-verbale communicatie (I)
Mensen communiceren met elkaar. Ze praten, schrijven brieven, discussiëren, bellen elkaar op, sturen appjes, mailen... Daarbij gebruiken ze taal. Dat noem je verbale communicatie.
Slide 3 - Tekstslide
Verbale en non-verbale communicatie (II)
Daarnaast is er non-verbale communicatie. Dat is communicatie zonder taal. De stem speelt soms wel een rol, maar er worden geen woorden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan kreunen, zuchten en gillen.
Ook vormen van lichaamstaal vallen onder non-verbale communicatie. Denk aan iemands houding, gebaren, oogcontact en gezichtsuitdrukking (mimiek).
Slide 4 - Tekstslide
Je gaat kijken naar een fragment van cabaretier Dolf Jansen. Na het bekijken krijg je de vraag welke vijf namen er door het publiek worden genoemd. Hoe ga je luisteren?
A
Globaal
B
Precies
C
Selectief
Slide 5 - Quizvraag
Je krijgt ook de vraag hoe Dolf op het meisje met de zachte stem reageert. Hoe ga je luisteren?
A
Globaal
B
Precies
C
Selectief
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor gesprekssoort verwacht je?
A
Monoloog
B
Dialoog
C
Groepsgesprek
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Video
Noem twee van de vijf namen die door het publiek genoemd worden en die Dolf herhaalt.
Slide 9 - Open vraag
Dolf citeert een beroemde filosoof. Leg in je eigen woorden uit wat een filosoof is.
Slide 10 - Open vraag
Dolf gebruikt veel non-verbale communicatie. Van welke vorm van non-verbale communicatie maakt hij gedurende het hele fragment opvallend veel gebruik?
Slide 11 - Open vraag
Omschrijf wat Dolf doet tussen 0.27 en 0.31 min.
Slide 12 - Open vraag
Omschrijf Dolfs houding tussen 0.32 en 0.38 min, nadat hij de vraag heeft gesteld.
Slide 13 - Open vraag
Wat wil hij met die houding duidelijk maken?
Slide 14 - Open vraag
Omschrijf de reactie van Dolf op het meisje met de zachte stem.
Slide 15 - Open vraag
Omschrijf zijn gezichtsuitdrukking (mimiek) door het hele fragment heen.
Slide 16 - Open vraag
Omschrijf Dolfs oogcontact door het hele fragment heen.
Slide 17 - Open vraag
Stemgebruik
De manier waarop je iets zegt, heeft invloed op hoe het overkomt. Daarbij is stemgebruik belangrijk.
Denk bijvoorbeeld aan de intonatie (de uitdrukking die je in je stem legt). Deze kan vriendelijk zijn, maar ook boos of verdrietig.
Ook toonhoogte, volume en tempo zijn medebepalend.
Slide 18 - Tekstslide
Gevoelswaarde
Daarnaast moet je je bewust zijn van de gevoelswaarde die bepaalde woorden kunnen hebben.
"Enthousiast" klinkt bijvoorbeeld minder heftig dan "lyrisch" en "ontzettend stom" klinkt onaardiger dan "beetje dom".
Slide 19 - Tekstslide
Je gaat straks kijken naar een kort fragment van cabaretier Ronald Goedemondt. Welk spreekdoel verwacht je dat hij heeft?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren
Slide 20 - Quizvraag
Wat voor gesprekssoort verwacht je?
A
Monoloog
B
Dialoog
C
Groepsgesprek
Slide 21 - Quizvraag
Stel, je moet de leukste grap van de cabaretier onthouden en navertellen. Hoe zou je kijken en luisteren?
A
Globaal
B
Precies
C
Selectief
Slide 22 - Quizvraag
Je gaat zo kijken naar het fragment.
Let gedurende het gehele fragment op de mimiek van Ronald Goedemondt.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Omschrijf Ronalds mimiek. Wat denk je dat hij ermee bedoelt te zeggen?
Slide 25 - Open vraag
Meteen aan het begin vertelt hij over spaarzegels. Waaraan hoor je dat hij van plan is de caissière voor de gek te houden?
Slide 26 - Open vraag
Bij 0.40 min doet Ronald iemand na: "Fluuuuungh! Dat zijn mijn boodschappen! Fluuuuungh!" Wat zegt zijn stemgebruik over hoe hij over die ander denkt?
Slide 27 - Open vraag
Vaak illustreren Goedemondts gebaren wat hij op dat moment zegt. Wanneer doet hij dat het duidelijkst? Omschrijf dat moment.
Slide 28 - Open vraag
Ronald Goedemondt gebruikt veel woorden met een heftige gevoelswaarde. Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Gewoon om te fokken." (0.14)
Slide 29 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Da's een crime voor mij!" (0.32)
Slide 30 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Doe effe normaal!" (0.45)
Slide 31 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Het zijn volgens mij allemaal controlfreaks." (0.48)
Slide 32 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Bij mij thuis is het één grote teringzooi." (0.56)
Slide 33 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Ik ben vet relaxed met het scheidingsbalkje." (1.10)
Slide 34 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Gewoon chill." (1.23)
Slide 35 - Open vraag
Hoe zou je het onderstaande neutraler kunnen zeggen? "Interesseert me ook geen flikker, hoor." (2.04)
Slide 36 - Open vraag
Welke van de woorden uit de vorige vragen hebben een duidelijk negatieve gevoelswaarde?
Slide 37 - Open vraag
Wat overheerst bij het type dat Ronald speelt?
A
Het vertellen van feiten.
B
Het ventileren van een mening.
Slide 38 - Quizvraag
Gebruikt het type dat Ronald speelt goede argumenten? Leg je antwoord uit.
Slide 39 - Open vraag
Goedemondt gebruikt het woord 'hautain' (0.17). Wat betekent dat woord?
Slide 40 - Open vraag
Wat heb je geleerd?
* Je kent de begrippen verbale en non-verbale communicatie.
* Je kunt de lading benoemen die stemgebruik aan een boodschap meegeeft.
* Je kunt de gevoelswaarde van bepaalde woorden benoemen.