vergelijkingen

Les comparaisons 
"Ik ben intelligenter dan Obélix"
"Ik ben sterker dan Astérix"
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les comparaisons 
"Ik ben intelligenter dan Obélix"
"Ik ben sterker dan Astérix"

Slide 1 - Tekstslide

Le comparatif = de vergrotende trap
Je vergelijkt twee mensen of twee dingen door de volgende woorden te gebruiken:
plus ..... que   (+)
aussi ........que (=) 
moins .........que  (-)
Plus, aussi , moins staan voor het bijvoegelijke naamwoord en que staat achter. 

Slide 2 - Tekstslide

Exemples:
Let op de vorm van de bijvoegelijk naamwoord.

  •  Mon copain est plus sportif que moi. (+)
  •  Ma soeur est aussi intelligente que mon frère . (=)
  • Lilou et Lisa sont moins ennuyeuses que leur soeur. (-)

Slide 3 - Tekstslide

Ma tante est.........................(minder aardig dan) mon oncle.
A
moins gentil que
B
moins gentille que
C
plus gentil que
D
plus gentille que

Slide 4 - Quizvraag

Notre maison en France est ........(kleiner dan) notre maison aux Pays Bas.
A
moins petit que
B
moins petite que
C
plus petit que
D
plus petite que

Slide 5 - Quizvraag

Mon frère est..............(minder jaloers) ma soeur.
A
moins jalouse que
B
moins jaloux que
C
aussi jalouse que
D
aussi jaloux que

Slide 6 - Quizvraag

Isa est...............(even mooi als) Emma.
A
aussi belle qu'
B
aussi belles que
C
aussi beau qu'
D
aussi beaux que

Slide 7 - Quizvraag

Le jardin est ..................(ouder dan) la maison.
A
plus vieux que
B
plus vieilles que
C
plus vieille que
D
plus vieille qu'

Slide 8 - Quizvraag

De overtreffende trap (le superlatif)
De overtreffende trap maak je met: 
   le plus                                                      le moins 
 La plus                                                      la moins
Les plus                                  of            les  moins
(het / de meeste)                                 (het/ de minst)     
+ bijvoegelijk naamwoord
Hij is de grootste leerling van de klas. - Il est le plus grand élève de la classe.
Marie is de dikste. -  Marie est la plus grosse.
Zij zijn de kleinste leerlingen. - Ils sont les plus petits élèves


De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord  of het bijwoord te zetten.

Slide 9 - Tekstslide

De plaats van de overetreffende trap
De plaats van de OV. trap is afhankelijk van de plaats van het bijv. naamwoord Als het bijv. naamwoord achter  het zelfstandig naamwoord staat, dan wordt het lidwoord herhaald.
  •  Bijv.n ervoor: C'est le plus grand élève de la classe.                                             Hij is de grootste leerling van de klas.
  • bijv. n achter: c'est la fille la plus bavardeuse de la classe.                                Zij is de meeste spraakzaam meisje van de klas.

Slide 10 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
Bon = lekker / goed

Slide 11 - Tekstslide

Exemples 
 1.- Les macarons de ma mère sont bons. 
De macarons van mijn moeder zijn lekker.
Vergrotende trap:
 2 - Les macarons de ma mère sont meilleurs que les macarons du pâtissier.
- De macarons van mijn moeder zijn lekkerder dan de macarons van de bakker.
Overtreffende trap:
3. Les macarons de ma mère sont les meilleurs.
De macarons van mijn moeder zijn het lekkerst. 
Let op de vorm van meilleur bij de vergrotende of overtreffende trap.

Slide 12 - Tekstslide

Traduis le comparatif (..) en français.
1. Mon quartier est ( minder groen dan) _____le quartier de mon copain.
2. Ma chambre est (kleiner dan) _____ la chambre de ma soeur

Slide 13 - Open vraag

Traduis les mots (..) et mets les dans la bonne place.
1. Théo, le _______ garçon _________ de la classe.. ( grappigste)
2. Lisa et Anne sont les ______filles___de tout le quartier. (mooiste)
3. C'est ma _______ amie __________ (beste)

Slide 14 - Open vraag

le superlatif

Slide 15 - Tekstslide

les devoirs 
Fais les exercices: 37, 38, ( 39= pour VWO)

Slide 16 - Tekstslide