2.4 Geld moet rollen

H2 Geld genoeg?
2.4 Geld moet rollen!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Geld genoeg?
2.4 Geld moet rollen!

Slide 1 - Tekstslide

2.4 Geld moet rollen!
  • Ik kan aan de hand van voorbeelden de drie geldfuncties van elkaar onderscheiden.
  • Ik kan een rekeningsaldo berekenen.
  • Ik kan de rol van de bank uitleggen met behulp van de begrippen vraag en aanbod.
  • Ik kan de rol van de ECB uitleggen in het bepalen van de hoogte van de rente.

Slide 2 - Tekstslide

2.4 Geld moet rollen!
Soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld

Slide 3 - Tekstslide

2.4 Geld moet rollen!
Geldfuncties
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 4 - Tekstslide

De rol van de bank en de ECB
Banken bemiddelen tussen de vraag naar geld en het aanbod van geld.
Aanbod van geld: komt van spaarders, de bank betaalt hun rente als vergoeding.
Vraag naar geld: komt van gezinnen en bedrijven die geld willen lenen, zij betalen rente.
Rente = de prijs van geld.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Winst voor de bank
Maar ook 
  • Creditrente: rente over tegoeden, lager dan debetrente.
  • Debetrente: rente over tekorten, hoger dan creditrente.
  • Het verschil is (bruto)winst voor de bank.


Slide 7 - Tekstslide

ECB kan rente laten dalen of stijgen..

Slide 8 - Tekstslide

Werken aan 2.4
Volgens planning online

Of in het boek blz. 54 t/m 57
Opdracht 1, 4 t/m 11 en 13

Slide 9 - Tekstslide

Ik betaal vaker met ...
Chartaal geld
Giraal geld
Beide even vaak

Slide 10 - Poll

Ik spaar geld bij de bank (of mijn ouders doen dit voor mij)
Ja, dat doe ik zelf
Ja, dat doen mijn ouders
Nee, dat doen wij niet
Weet ik niet

Slide 11 - Poll

Chartaal geld
Giraal geld
Biljetten en munten
Geld op de bankrekening

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is GEEN functie van geld?
A
Ruilmiddel
B
Uitgeefmiddel
C
Spaarmiddel
D
Rekenmiddel

Slide 13 - Quizvraag

Een bank heeft aanbod van geld door spaarders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide