KTHA1: Kapitel 2 Woordjes A, B, haben, der, die, das

Kapitel 2
Woordjes A, B
Werkwoord haben
Der, die, das
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 2
Woordjes A, B
Werkwoord haben
Der, die, das

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Je kent de woordjes van A en B D-NL en NL-D
Je kunt het werkwoord haben vervoegen
Je weet wanneer je der/die/das voor een zelfstandig naamwoord zet

Slide 2 - Tekstslide

Wörter A

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

de verjaardag

Slide 5 - Open vraag

feliciteren

Slide 6 - Open vraag

de broer

Slide 7 - Open vraag

de zus

Slide 8 - Open vraag

de taart

Slide 9 - Open vraag

wensen

Slide 10 - Open vraag

Wörterliste B

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

de tuin

Slide 13 - Open vraag

de vrijwilliger

Slide 14 - Open vraag

het vlees

Slide 15 - Open vraag

samen

Slide 16 - Open vraag

in totaal

Slide 17 - Open vraag

er is / er zijn

Slide 18 - Open vraag

werkwoord "haben"

Slide 19 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 20 - Sleepvraag

Ja, sie ... Geschwister
A
sind
B
seid
C
ist
D
bist

Slide 21 - Quizvraag

Ich ... eine Tüte Chips
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 22 - Quizvraag

Sie ... eine Tasche gekauft?
A
sind
B
haben
C
hat
D
ist

Slide 23 - Quizvraag

............... du Zeit für mich?

Slide 24 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 25 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 26 - Open vraag

der, die, das

Slide 27 - Tekstslide

Der, die oder das?

Tante
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Der, die oder das?

Opa und Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

Der, die oder das?

Ei
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag

Der, die oder das?

Hengst
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

... Bäcker
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

... Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quizvraag

... Pferd
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quizvraag

... Kellnerin
A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quizvraag

Evaluatie

Slide 38 - Tekstslide

Ik heb nog vragen over de toets, namelijk ....

Slide 39 - Open vraag