In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Directe rede
Martha vraagt: "Is de les al begonnen?"
De docent zegt: "De les is al een kwartier bezig!"
Indirecte rede
Martha vraagt of de les al begonnen is.
De docent zegt dat de les al een kwartier bezig is.
Slide 2 - Tekstslide
Indirecte rede
Je gebruikt de woorden of en dat
Na of en dat volgt een bijzin:
Mijn moeder wil dat ik morgen eerst mijn huiswerk afmaak
Slide 3 - Tekstslide
Nu gaan we de indirecte rede combineren met een vraagwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Welke vraagwoorden ken je nog?
Slide 5 - Woordweb
Vraagwoorden
wie
wat
waar
waarom
waarheen
wanneer
welke
hoe
Slide 6 - Tekstslide
Indirecte rede + vraagwoord
In plaats van of endat kun je ook een vraagwoord gebruiken
De volgorde van de zin blijft gelijk:
Mijn zus wil weten waar je het beste kunt schaatsen.
De docent vraagt welke opdrachten we al hebben gemaakt.
Slide 7 - Tekstslide
Oefenen
Zet de zinnen op de volgende dia's in de indirecte rede. Gebruik in je antwoord de woorden die tussen haakjes staan.
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer komt de trein (vragen - de man)
Slide 9 - Open vraag
Waar liggen de broodjes (vragen - Julia)
Slide 10 - Open vraag
Welke thee drink jij het liefst? (vragen - mijn oma)
Slide 11 - Open vraag
Welke trui is het mooist? (zich afvragen - zij)
Slide 12 - Open vraag
Hoe ga jij naar school? (willen weten - onze buurman)
Slide 13 - Open vraag
Waarom gaan jullie al weg? (vragen - zijn vriendin)
Slide 14 - Open vraag
Wanneer vertrekken we? (willen weten - Murath)
Slide 15 - Open vraag
Maak zelf een zin in de indirecte rede!
Slide 16 - Woordweb
Schrijfplan
In een schrijfplan vul je in wat het
onderwerp, het publiek en het
tekstdoel van je tekst zijn. Dan schrijf
je van elke alinea het deelonderwerp
op. Daarachter schrijf je in
steekwoorden de informatie die je
hebt gevonden.
Slide 17 - Tekstslide
Sleep de inleiding naar de juiste beschrijving. De beste inleiding komt als laatst.
Er wordt in de inleiding geen standpunt genoemd.
Het onderwerp wordt niet geïntroduceerd.
Het onderwerp wordt geïntroduceerd én het standpunt wordt genoemd.
Waarom zijn havo-5 leerlingen niet succesvol op het hbo?
Een groot deel van de leerlingen die van de havo naar het hbo gaan is niet succesvol
Verschillende autoriteiten hebben hier wat over te melden, hoe kan de stap naar het hbo makkelijker gemaakt worden. Een zesde jaar op de havo kan misschien helpen.
Een havo 6-jaar op onze school, is dat de oplossing?
Havo 6 zou op geen enkele manier werken. Havo 4-gangers, ‘t zijn stukken tuig. Tenminste, zo staan ze wel bekend. Ze zouden het niet goed doen in het hoger beroepsonderwijs en vaak blijven zitten. Maar lost een havo 6 dat op? Ik weet bijna zeker van niet. Waarom dan niet?
Havisten doen het slecht op het hbo, dat blijkt uit het onderzoek van de Trouw. Ze switchen te veel van opleiding en hebben het moeilijk om goede cijfers te halen op het hbo. De vraag is: is een extra jaar havo goed om je voor te bereiden voor het hbo? Ik zeg van wel.
Slide 18 - Sleepvraag
voorzetsel toets
capaciteitenblad
spreekoefeningen met praatplaat
Dictee
Slide 19 - Tekstslide
Verwarwoorden
Aan de klank van een woord hoor je niet altijd hoe je het moet schrijven.
Is het nieuwschierig of nieuwsgierig?
Bij homofonen kan het ook verwarrend zijn; ze klinken hetzelfde maar worden op een andere manier geschreven.
'Het licht gaat uit.' en 'Het ligt hier.'
Slide 20 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling? Hij heeft een nieuwe hond, het is een ....
A
bokser
B
boxer
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? De trap bij mijn ouders is erg ....
A
steil
B
stijl
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Hij .... al een paar jaar aan astma.
A
leidt
B
lijdt
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? Door het overlijden van zijn oma, is hij in diepe ....